FEMIA SIERO
Op 30 maart 1808 werd de Wet waar bij onder eenige bepalingen, wordt geopend eene
geldleening van dertig millioenen guldens van kracht. Het is een van de vele belastingen die
de minister van Financiën, Isaac Jan Alexander Gogel, instelde onder het bewind van Lode-
wijk Napoleon. Reden hiervoor was het grote tekort in de staatskas. Dit tekort werd vooral
veroorzaakt door de enorme kosten van de oorlogsvoering, waar Frankrijk en dus ook de
Nederlanden bij betrokken waren. De lening van dertig miljoen gulden zou dienen tot beta
ling van schuldeisers van de staat, en wat overbleef zou naar de algemene middelen gaan.
De wet bepaalde dat de rente die over deze
enorme geldlening zou moeten worden be
taald - gesteld op drie miljoen gulden per
jaar - moest worden opgebracht door een
jaarlijkse belasting. De staat moest dus op
jacht naar drie miljoen gulden, en besloot
dat deze zou worden opgebracht door het
heffen van een bijzondere belasting, bij
quotisatie (evenredige bijdrage), per depar
tement. In de wet was opgenomen dat de
Departementen Amstelland (Noord-Hol
land) en Maasland (Zuid-Holland) het
meeste moesten opbrengen, respectievelijk
915.000 en 825.000. Het door Depar
tement Gelderland bij te dragen deel werd
gesteld op 195.000.
Op basis hiervan moesten de landdrosten
een verdeling maken over de gemeenten
die zich in hun afzonderlijke departemen
ten bevonden. Vervolgens moesten de ge
meentebesturen de aanslag per ingezetene
bepalen. Hoewel in de wet zelf niet gede
tailleerd was opgenomen hoe deze verde
ling moest plaatsvinden werd wel bepaald
dat zij niet uit het oog verliezen,
dat de Gehuwden met vele Kinderen
bezwaard, moeten worden aangemerkt
meerdere uitgaven te moeten doen, en dat
de Ongehuwden daarentegen hooger moe
ten worden aangeslagen'.1 Deze door de
gemeentebesturen te bepalen aanslag
moest vervolgens worden verhoogd met vijf
procent. Dit was bedoeld om eventueel
verminderde bijdragen (bijvoorbeeld door
vermindering van de aanslag na bezwaar)
op te vangen en voor de onkostenvergoe
ding van de commissarissen (inners). Mocht
het geïnde bedrag dan toch nog niet zo
hoog zijn als vooraf door de landdrost was
bepaald, dan was het gemeentebestuur vrij
de quotisatie te verhogen. Dat mocht
overigens alleen voor die ingezetenen
welke het best in staat zullen zijn deze Ver
hooging te dragen'.2
Rechtvaardig en billijk
Verdere bepalingen van deze wet werden
uitgewerkt in het Decreet van 12 april
1808. Hierin staat onder meer op welke
wijze de verdeling tot stand moest komen,
de quotisatie moest worden geïnd, geregi
streerd en uiteindelijk afgedragen aan de
minister van Financiën. In artikel 8 van het
1 Wet waar bij onder eenige bepalingen, wordt geopend eene geldleening van dertig millioenen
guldens, 30 maart 1808, artikel 14
2 ibidemartikel 22
ZUTPHEN 3
Miljoenenjacht
Wet voor openen van geldlening van dertig miljoen gulden