Na de feestdagen in december 1917 wordt
in januari 1918 de correspondentie over de
nieuw te bouwen Marechausseekazerne
voortgezet. In totaal zijn er in 1917 zesen
dertig brieven geschreven; in 1918 zullen er
nog eens dertig volgen.
'Haver en vroege aardappelen'
Inmiddels had de gemeente Zutphen de fir
ma Wigman per 20 maart de pacht opge
zegd. Maar nu blijkt dat deze firma een ge
deelte van het bouwperceel heeft onderver
huurd aan j.H. Hartman, Boomjeswal 21 te
Zutphen. Hoewel het in de bedoeling lag be
gin april 1918 met de bouw van de kazerne
te beginnen, zag het er naar uit dat de bouw
vertraging zou oplopen. Dit was Hartman
kennelijk ter oren gekomen en hij wil de
grond van de gemeente pachten voor de ver
bouw van aardappelen en haver. Hij maakt
zijn wensen kenbaar aan het college van B
W in een brief van 2 april 1918: 'Waar
in deze benarde omstandigheden de voeding
voor mensch en dier zeer nodig is en onder
getekende op genoemd bouwland verleden
jaar nog een gedeelte klaver gezaayd heeft
dat reeds in juni gemaayd wordt als ook kan
bij directe bewerking nog Haver en vroege
aardappelen begin augustus geoogst worden.
Zou het toch jammer zijn indien deze grond
nog zoolang braak bleef liggen/
De Hoofdopzichter der Landerijen van de
gemeente Zutphen ziet geen bezwaren. Ook
de eerstaanwezend ingenieur der Genie te
Arnhem stemt ermee in. Hartman krijgt een
brief van het college van B W waarin staat
onder welke voorwaarden hij de grond mag
verbouwen. Zo mag hij 'den grond uitslui
tend te beteelen met erwten en boonen
(bruine of witte) die droog geoogst moeten
worden of met aardappelen'. Dat betekent
echter niet dat Hartman aan de slag kan.
Eerst moet de gemeenteraad nog groen licht
geven en daarna moeten Gedeputeerde Sta
ten van Gelderland er hun goedkeuring nog
aan hechten. Pas op 10 juni 1918 krijgt
Hartman van het college bericht dat Gede
puteerde Staten geen bezwaar hebben.
Dat braakliggende bouwterrein is het college
van B W kennelijk een doorn in het oog,
zoals blijkt uit een brief van 24 mei 1918
aan de hoofdopzichter der gemeentelande-
rijen: 'Het heeft de aandacht van ons college
getrokken dat op het terrein aan den weg
naar Warnsveld, tot welk verkoop aan den
Staat der Nederlanden besloten is, nog kla
ver groeit. Wellicht kan deze klaver gebruikt
worden ten behoeve van de voeding der
paarden van den reinigingsdienst. Is dit niet
het geval, zoo zou de klaver verkocht kun
nen worden.'
Ten slotte - het is dan 20 september 1918
komt de eerstaanwezend ingenieur te Arn
hem met de mededeling dat de minister van
Oorlog hem gemachtigd heeft tot het sluiten
van de koopakte voor de aankoop van het
stuk grond voor de bouw van een Mare
chausseekazerne aan de Warnsveldseweg.
De eerstaanwezend ingenieur der genie kon
aan de slag gaan. En zo nam in het laatst van
1918 de bouw van de kazerne aan de
Warnsveldseweg een aanvang. De preciese
datum van oplevering van de kazerne heb ik
niet kunnen achterhalen. Het zal in novem
ber of december 1919 zijn geweest, waarop
het personeel van de Buitensingel 64 kon
verhuizen naar de Warnsveldseweg 97.
De kazerne bestond uit een hoofdgebouw en
voorts vier dienstwoningen voor gehuwde
onderofficieren: één aan de Prins Bernhard-
laan 2 en drie aan de Warnsveldseweg 99,
101, en 103. De vijf ongehuwden werden
gekazerneerd op de bovenverdieping van de
kazerne. De totale sterkte van de brigade be
droeg vijf onderofficieren en vier marechaus
sees. Achter het hoofdgebouw bevond zich
een gebouw voor de stalling van zeven paar
den, met daarboven een hooizolder. De bri
gadecommandant was toen de wachtmeester
eerste klas J.J. van der Peijl, die van 1904 tot
1922 deze functie vervulde.
ZUTPHEN