Uit: De lotgevallen van de
spoorwegbruggen (1946)
Door de versperring van de rivier over de
geheele breedte van het zomerbed werd
de waterafvoer zoozeer belemmerd, dat
bovenstrooms van de bruggen een groote
opstuwing ontstond, welke tot zeer groote
stroomsnelheden in de doorvaartopening
der beweegbare bruggen aanleiding gaf.
Na het bergen van de hefbrug, dat voor
herstelling van het scheepvaartverkeer zoo
spoedig mogelijk geschiedde, nam de wa
terafvoer door de scheepvaartopening nog
toe. Als gevolg daarvan vond daar een
groote uitschuring van den rivierbodem
plaats, waartegen pas maatregelen konden
worden getroffen, nadat de hefbrug was
geborgen. Intusschen vertoonde de draai-
pijler, gefundeerd op een tusschen houten
damwanden op zand gestort betonblok,
waarvan de onderkant slechts weinig lager
lag dan de rivierbodem, een scheefzakken
naar de rivier toe, waarbij aan de westzijde
van dien pijler een groote scheur in den
grond ontstond. Het was daarom noodig
zoo spoedig mogelijk een steenstorting aan
te brengen en de oorzaak van het ontstaan
van de groote stroomsnelheden, te weten
de belemmering van den waterafvoer door
de vernielde groote bruggen, snel op te
heffen. Dit laatste was echter onmogelijk,
omdat groote drijvende bokken niet ter
plaatse konden komen. Een zware steen
storting is echter aangebracht en deze heeft
waarschijnlijk het omvallen van de draai-
pijler voorkomen.
Door het tegen de paaljukken van de hulp
brug bij Deventer aanspoelen van eenige
houten damplanken van thans ongebruike
lijke afmetingen, die als afkomstig van den
draaipijler te Zutphen konden worden ge
ïdentificeerd, bleek echter, dat om den
draaipijler te behouden meer afdoende
maatregelen dienden te worden getroffen,
temeer daar de verzakking van dien pijler
niet tot staan was gekomen. Door de zor
gen van den Rijkswaterstaat werd de draai
pijler door een stalen damwand afgeheid
en het water in de kuip afgemalen, waarna
de onder de betonplaat ontstane holten
werden volgeperst met cementmortel.
werd hierbij vernield. Dat gebeurde omstreeks
half zes in de ochtend, nadat de draaibrug was
geopend. De Duitsers waren toen al in aan
tocht; zij bereikten rond acht uur de IJssel. De
Schnelle Cruppe Mitte, een onderdeel van de
227. Infanteriedivision, was er dus niet in ge
slaagd de Zutphense bruggen intact in handen
te krijgen. Om 11.20 uur voeren onder dek
king van artillerievuur de eerste rubberbootjes
met Duitsers de IJssel op. Nederlandse militai
ren van het le bataljon van het 35e Regiment
Infanterie - circa tachtig man - boden vanuit
de kazematten - twee grote en vijf kleine - aan
de Heufse zijde krachtig weerstand. Verschei
dene bootjes werden tot zinken gebracht. Na
dat echter enkele kazematten door de Duitse
artillerie waren uitgeschakeld en bovendien
aan Nederlandse zijde de munitie op raakte,
slaagden de Duitsers er om 14.15 uur in op de
westoever een bruggehoofd te vormen. De
Duitse bevelhebber besloot de gehele 227. In
fanteriedivision bij Zutphen de IJssel over te la
ten steken. Daarvoor werd een pontonbrug ge
slagen. Dat vergde nogal wat tijd, omdat brug-
deien in gebruik waren bij het Twentekanaal.
Pas op 12 mei stak de 227. Infanteriedivision
de IJssel over, op weg naar de Grebbeberg. Een
week later haalden de Duitsers de pontonbrug
weer weg. Het duurde tot 20 juli voordat Rijks
waterstaat een dubbele pontonbrug legde.
Een foto die kennelijk voor het thuisfront bedoeld
was. Duitse soldaten poseren bij de kraan op de
Ijsselkade met op de achtergrond de - overigens
niet door hen - vernielde Ijsselbruggen.
(foto: Stedelijk Museum Zutphen)
ZUTPHEN 101