Door 'niemandsland' In 1926 werd de lijn Emmerik-Zutphen ver lengd naar Deventer. De eerste plannen daarvoor dateerden al van 1885. In 1906 be gon de ZE met het treffen van voorbereidin gen voor de aanleg. Wat eerder in Emmerik was gebeurd, gebeurde nu ook in Zutphen: eindeloos gechicaneer over het tracé. De ge meente wilde geen stoomtram over de chi que Deventerweg. Bovendien lagen daar al de sporen van de Gorsselsche Paardentram- weg-Maatschappij (die ondanks haar naam nooit verder heeft gereden dan Eefde). Toen men het in 1920 eens werd over het tracé, had de rijksoverheid de subsidiekraan dicht gedraaid. Pas vijf jaar later kwam er weer overheidsgeld beschikbaar. De gemeente Zutphen kreeg uiteindelijk haar zin; het werd een tracé buitenom (door niemands land): van het station naar de IJsselkade, over de Havenstraat, langs de westzijde van het spoorwegemplacement, over Mettray, om bij Quatre Bras (onder Gorssel) op de hoofdweg naar Deventer aan te sluiten. De inwoners van Eefde hadden dus niets aan deze nieuwe verbinding. Toen deze lijn op 2 oktober 1926 feestelijk werd geopend - als een van de laatste interlokale tramlijnen in ons land - waren de perspectieven al somber. Vijf maanden na de opening schrijft F.M. Loep, directeur van de ZE, in een gedenkschrift bij het 25-jarig exploitatiejubileum, dat hij geen enkele toekomst voor het personenvervoer op de rails ziet. Net als de andere lijnen had men vanaf 1934 ook het traject Zutphen-De- venter wel willen 'verbussen', maar dat kon niet omdat er al een concessie was verleend aan autobusonderneming ZEGO (Zutphen- Eefde-Gorsselsche Omnibusdienst). Daar door bleven er tot aan de vernieling van de brug over het Twentekanaal (18 september 1944) tussen Zutphen en Deventer stoom trams rijden, zij het zeer onregelmatig. Doornroosje In 1902 werden niet alleen zes locomotie ven aan de ZE geleverd maar ook zes perso nenrijtuigen met eerste en tweede klas (AB 1-6), vier rijtuigen met alleen tweede klas (B 1-4) en drie open personenrijtuigen met eer ste en tweede klas (AB 21-23). Omstreeks 1934 werden ze allemaal afgevoerd, en stel de de GTW - voor zover nog nodig - rijtui gen beschikbaar. De ZE-rijtuigen gingen naar een sloper, die de bak van de AB 6 doorver kocht aan de dames Riek en Lien in Epe (wier achternamen ik niet heb kunnen ach terhalen). Zij hadden plannen voor een kin dertehuis en wilden het tramrïjtuig gebrui ken als speelhuisje. Maar voor een kinderte huis kregen ze geen vergunning, waarop ze besloten een pension te beginnen, 's Zomers verhuurden de dames hun eigen huis aan de pensiongasten en zij betrokken dan het tramrijtuig, dat in de achtertuin een plaats had gekregen. In de inmiddels bankloze tram werd de eersteklasafdeling gebruikt als slaapkamer; de tweedeklasafdeling werd woonkamer en kreeg ook een keukentje. Naast het rijtuig kwam een toilet. In 1959 Dienstregeling De lengte van de hele ZE-lijn (Deventer-Zutphen-Emmerik) bedroeg 57 km. Over de 15 km van Zutphen naar Deventer deed de tram 36 minuten (winterdienst 1928/29), een gemiddelde snelheid van 25 km/h. De Syntus-bus doet er nu in de spits één minuut langer over (dienstregeling 2007/08). Tussen Doetinchem en Zutphen (25 km) zat men 61 minuten in de tram (winterdienst 1928/29), een gemiddelde snelheid van 24,6 km/h; in 1-913/14 was dat nog 80 minuten. Wie van de enkele sneltram gebruik kon maken - zomerdienst 1933, alleen op zon- en feestdagen - was in 50 minuten in Zutphen, net als tegenwoordig met lijn 82 (gemiddelde snelheid 30 km/h), die overi gens niet in het weekend rijdt. ZUTPHEN

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2008 | | pagina 7