grootvader, zou de volwassen leeftijd niet bereiken; hij stierf in 1866 op veertienjarige leeftijd. Minder dramatisch maar niettemin een bron van zorg moet het huwelijk van dochter Assiena zijn geweest met een Arn hemse winkelier. Het liep na drie jaar spaak, zij keerde terug naar Zutphen en bestierde enige tijd een winkel in garen en band, maar aan de man zou ze niet meer komen. Voor het overige kwamen de broers en zussen van Van Dieren echter allemaal goed terecht; de meisjes trouwden binnen hun eigen sociale klasse, met leraren, winkeliers, en commie zen, de jongens werden rijkstelegrafist of koopman. Geen van de kinderen koos er voor het fami liebedrijf voort te zetten, misschien omdat het economische tij in de jaren tachtig van de negentiende eeuw al zo ver was gekeerd dat er in Zutphen geen plaats meer was voor twee families die van hetzelfde beroep moesten leven. Aan de andere kant was er in het gezin Van Dieren van armoede nooit sprake. Er werd sober geleefd, zo lezen we ergens bij Van Dieren, maar dat was vanwe ge de financiën niet altijd noodzakelijk. Derk-Johan van Dieren stierf op 21 januari 1890, acht dagen na zijn achtenzestigste verjaardag en kort voordat ook de laatste dochter zou trouwen en hij, vanuit functio neel perspectief gezien althans, zijn taak als pater familias had vervuld. Jentien verhuisde kort daarna naar een kleinere woning aan de Beukerstraat, waar ze samen met haar ge scheiden dochter tot kort voor de eeuwwis seling bleef wonen. Daarna vertrok ze naar Apeldoorn om op 83-jarige leeftijd nóg een keer te verhuizen en wel naar Arnhem, waar ze op 22 november 1903 in de nabijheid van haar oudste dochter, Maria Elisabeth, zou sterven. Evart Van Dieren en het geloof Aan die familiegeschiedenis is weinig opval lends, de enige uitzondering vormt nummer zeven uit de rij van kinderen, Evart van Die ren, geboren op vijftien januari 1861, klok slag twaalf uur in de middag. Over de vroe ge jeugd van Evart die in de beschermde omgeving van dat betrekkelijk eenvoudige protestantse ambachtsliedengezin opgroeide is mij helaas weinig bekend, een idealise rende opmerking van hemzelf daargelaten over de 'schone en indrukwekkende gelui den van de klokken van de St. Walburgkerk te Zutphen', of een notitie over hoe hij 'als kind speelde als kind', waarin we een ver wijzing naar een brief van de apostel Paulus herkennen. Alle twee de notities bevatten, zoals de overige spaarzame opmerkingen die op zijn jeugd betrekking hebben, niet toevallig toespelingen op het geloof; Zut phen vervulde in de negentiende eeuw een lokale spilfunctie in het kerkelijk leven. Maar om op grond daarvan te concluderen dat zijn ouders streng religieus waren en dat de kleine Evart zich nooit uit die beklemmende greep heeft los kunnen maken, of dat an dersom, de christelijke bekeringsdrang die het latere werk van Van Dieren kenmerkt, met terugwerkende kracht op zijn jeugd werd geprojecteerd, lijkt mij niet goed mo gelijk. Als we toch moesten kiezen zou ik voor het laatste, niet het eerste, opteren om dat het geloof voor hem steeds belangrijker werd naarmate het in de loop van de twin tigste eeuw steeds vaker onder vuur kwam te liggen. Een andere aanwijzing over de betekenis van het geloof staat in een brief van Van Die ren uit 1919 aan een bevriend letterkundige, waarin hij schrijft dat hij er geen probleem mee heeft dat er verschillende godsdiensten naast elkaar bestaan zolang de belijders el kaar maar respecteren. Maar juist dat, be weerde hij, was onmogelijk: 'het zijn maar ménschen!' Daaruit trok hij de conclusie dat mensen naar iets te streven moeten hebben dat zij niet kunnen bereiken; zouden ze het wel bereiken, dan 'dommelen we weer in, verslappen we, dan zakken we door.' Op de bodem van het geloof rust dus geen ZUTPHEN

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2007 | | pagina 14