om ze te kunnen hergebruiken. In totaal
werden in de eerste bouwfase van de pasto
rie dus ongeveer 170.000 bakstenen ge
bruikt.9
Tegelijk met de afbraak van de oude kerk en
pastorie werd graaf- en stampwerk verricht
ten behoeve van de fundering van de nieuwe
pastorie. De aanvang van het bouwen - in
feite de eerste steenlegging - moet rond 1 mei
1867 hebben plaatsgevonden, want op 11
mei werd Teunis Smeenk betaald voor 15V2
dag 'Metzelwerk der pastorij'. In totaal werkte
hij met zijn metselaars tot en met 16 novem
ber 1867 ruim 550 dagen aan het huis.
De bouw begon vanzelfsprekend met het
metselen van het fundament. De bodem be
staat ter plaatse voornamelijk uit zandig ma
teriaal en onderheien was dan ook niet no
dig: er werd 'op staal' gebouwd; dat wil zeg
gen: direct in en op de ondergrond. Nadat
de basis van de pastorie zijn eerste vorm had
totaal 109.000 stenen (ƒ1066,75) die hij Ie- gekregen - een grofweg vierkante platte-
verde, en die door lokale boeren en voerlie- grond met zijden van ca. 12 en 10,5 m,G -
den over de weg verder werden getranspor- werd in september 1867 de binnenzijde van
teerd.8 Behalve nieuwe metselstenen, wer- het pand verder opgehoogd met zand. Links
den - en dat was normaal - ook duizenden achter dit vierkante deel kwam een recht-
reeds gebruikte exemplaren toegepast. Dit hoekig achterhuis tot stand van ca. 4,5 m
blijkt uit het betalen van een kleine 125 breed en 9 m diep, dat een keuken en een
voor het afbreken van de oude kerk, in mei bijkeuken omvatte.11 Anders dan het hoge
en juni 1867, dat werd gevolgd door het hoofdhuis met zijn twee bouwlagen bestaat
schoonbikken van welgeteld 62.513 stenen, het achterhuis uit slechts één bouwlaag on-
Miimil -
i
Voorzijde van de pastorie (zomer 2005).
15 Kasboek, Onder: Pastorij Arbeidsloon en Pastorij Kalk Cement en Steen, 28 november 1867; Archief
R.-K. kerkbestuur Vorden, brief 20 aug. 1858: F.C. Colenbrander leverde in 1857 en 1858 ook een
deel van de stenen voor de kerk; G.B. Janssen, 1987, pp.235,411,542: Janssen omschrijft F.C. Colen
brander als grootgrondbezitter in Millingen; C.M. Storm van 's Gravesande, 1850-', pp.140 e.v.: Een
prijs van circa 10,- voor 1000 zogeheten waalstenen was normaal.
Kasboek, Onder: Pastorij Arbeidsloon, Pastorij Kalk Cement en Steen en Recapitulatie der Uitgaven
wegens het daarstellen eener geheele nieuwe Pastorij. De totalen van aankoop en aanvoer kloppen
niet exact. Volgens de boekhouding zijn er slechts 106.665 stenen aangevoerd; mogelijk is er een
post van 3.335 stenen over het hoofd gezien. Dat ook de oude pastorie werd afgebroken blijkt ver
derop op verschillende plaatsen in het kasboekje. Zo werd op 1 oktober 1868 22,84 betaald "Voor
het afbikken van 45.695 metzelsteenen der oude pastorij(deze zijn gebruikt in het logement), ter
wijl A.J. Lindenschot op 22 juli 1869 onder meer betaald kreeg voor het afbreken der oude pastorie.
In het kasboekje worden de kosten van stukadoren, timmeren en behangen apart geboekt en deze
zijn dus niet verdisconteerd in de rekening Arbeidsloon.
I() Aan de achterzijde van het pand werd bovendien een aanbouwtje gerealiseerd, waarin op twee ni
veaus een privaat werd ingericht.
11 De bijkeuken werd in 1868 en 1873 'waschhuis' genoemd.
ZUTPHEN