In wel erg veel verhalen die worden geschreven over deze schoilkapel wordt verwezen naar twee auteurs: Girmberg en Wartena. Een enkele keer wordt Doornink-Hoogenraad genoemd. Het voert in dit verband te ver om een opsomming te geven. De constatering leidde tot de vraag: wat heeft Gimberg en wat heeft Wartena geschreven. En ook: wat zeggen de bron nen? In Gimberg, J., 'Eene eigenaardige kamer te Zutphen' (1908)1 staat een beschrijving van een situatie: de woning aan Zaadmarkt 88 en een pakhuis aan de Roode Torenstraat (nr. 23) vormen samen een pand, doordat in de zeventiende-eeuw beide - toen afzonderlij ke panden - aan elkaar zijn verbonden. Het ging Gimberg om de bovenste verdieping van die tussenbouw: een kamertje van 5,94 x 3,52 m. Na een uitgebreide beschrijving van wat er toen te zien was, kwam hij tot en kele vragen. Het kamertje lag achteraf, al leen via het pakhuis te bereiken, maar toch was aan de decoratie veel zorg besteed. Zo kwam Gimberg tot de veronderstelling dat dit misschien een plaats was waar de rooms- katholieken hun godsdienstoefeningen hiel den toen het verboden was dat openlijk te doen. Maar, schreef hij ook, er is niets meer dat aan een altaar herinnert. Gimberg heeft geen relevante literatuur kunnen vinden die zijn vermoeden kon bevestigen. Hij eindigde zijn artikel met de verzuchting: We zullen dus vooreerst omtrent de oorspronkelijke be stemming van het vertrek slechts blijven gis sen. Er bestaat een collectie-Gimberg. Daaruit werd duidelijk dat Gimberg het nog een keer over die geheimzinnige kamer heeft gehad. Maar die tweede keer2 achtte hij het meest waarschijnlijk dat het huis rond 1628 be woond werd door een rooms-katholiek gees telijke. De 'ware christelijke religie' R. Wartena3 heeft een uitgebreid verhaal ge schreven over deze schuilkapel. Hierin staat beschreven hoe de gang van zaken was op godsdienstig gebied. Het kwam er op neer dat iedereen geloven mocht wat hij wilde, maar als het wat anders was dan de 'ware christelijke religie' dan moest hij dat maar alleen en thuis doen. In deze publicatie wordt helder de situatie duidelijk gemaakt. Er staat beschreven hoe een en ander had plaats gevonden: op 20 juni 1633 deed men een inval. Men trof 'een dertigtal' mensen aan die overduidelijk met iets bezig waren wat verboden was, maar een priester was er niet. Pas de volgende dag vond men in een muur een verborgen gat, waardoor ongetwij feld iemand ontsnapt was. Wartena ging in deze publicatie uitgebreid in op diverse za ken; hij vermeldde andere invallen in andere schuilkapellen, maar hoe hij dit allemaal te weten is gekomen, maakt hij niet goed dui delijk. De opgegeven bronnen maken ons niet veel wijzer. Een voorbeeld: in de litera tuuropgave M.M. Doornink-Hoogenraad en 1 Gimberg, J., 'Eene eigenaardige kamer te Zutphen', in: Geire, Bijdragen en mededelingen, dl XI, p 381 (1908). 2 Gimberg, J., 'Fragmenten van Oude Binnenhuizen te Zutphen', in: GelreBijdragen en mededelin gen, dl XVII, p. 215 (1914) 3 Wartena, R., Een schuilkapel te Zutphen, in: Stichting Oude Gelderse kerken, I, p. 41 (1976) ZUTPHEN Schuilkapel De Wildeman jan Frings

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2007 | | pagina 15