ding met de Noordzee ontstaat. Water uit de Rijn kan nu gemakkelijker via de IJssel naar de Noordzee stromen en de rivier is daar door een aantrekkelijke handelsroute gewor den van steden uit het Rijnland naar steden aan de kusten van de Noord- en Oostzee. Waarschijnlijk is er bij de Barlheze een lage kade, waar schepen gelost en geladen wor den en waar ook scheepswerfjes zijn. De schepen zijn in die tijd nog zo klein dat ze gemakkelijk met de hand op de oever ge trokken kunnen worden. Langs de oever zul len de schippers en kooplieden gewoond hebben, die in deze kleine schepen hun lan ge, gevaarlijke reizen ondernamen. Hun hui zen zijn gemaakt van hout en aangestreken met leem. Erg comfortabel kan het wonen dicht bij de IJssel niet geweest zijn omdat de IJssel geregeld buiten haar oevers trad. RIJKE KOOPLIEDEN EN REGENTEN Tweehonderd jaar later, rond 1400, is de Barlheze een deftige straat geworden. Er wo nen rijke Hanzekooplieden en invloedrijke leenmannen. Die leenmannen verblijven al leen in de winter in de stad. In de zomer wonen ze op hun leengoed, dat ze te leen gekregen hebben van een invloedrijk heer, zoals de hertog van Gelre of de bisschop van Utrecht. In ruil voor hun leen helpen de leenmannen hun heer bij de verdediging van zijn grondgebied. De leenman moet daar voor een wapenrustingrusting in zijn bezit hebben: een harnas, zwaard, kruit, paard en haakbussen (soort geweren) en hij moet over een paard beschikken. Deze welgestelden hebben geen last meer van natte voeten. Men heeft de IJssel meer naar het westen verlegd, de straat is opge hoogd en er is een stadsmuur gebouwd tus sen de straat en de IJssel. AMBACHTSLIEDEN EN MIDDENSTANDERS Rond 1600 zijn de meeste rijke lieden weg getrokken uit de straat. Het is de afgelopen zestig jaren een barre tijd geweest in Zut- phen: uitbraken van de pest, hongersnoden door mislukte oogsten en oorlogen maken het leven van de Zutphenaren tot een hel. Wie kon vertrok. Na al deze plagen is Zut- phen dan ook zeer gul met het toekennen van het burgerschap aan vreemdelingen. Men weet veel ambachtslieden en midden standers aan te trekken. De Barlheze wordt nu dan ook bevolkt door kramers en am bachtslieden: een kuiper, een veerman, een wever, een touwslager en een weidemeester. Vooral in de zeventiende eeuw zijn deze lie den soms zeer welgesteld. MINDERBEDEELDEN De landbouwcrisis aan het eind van de negentiende eeuw brengt veel werkloze boeren naar Zutphen. Dit leidt tot grote overbevolking in de stad. In de Barlheze is dit duidelijk te merken. Tuinen en achter plaatsen worden volgebouwd met huisjes voor de minderbedeelden, die soms slechts uit één kamer bestaan. Zo ontstaat er op de binnenterreinen een warnet van sloppen, stegen en gangen van nog geen meter breed. De woningen zijn ook vaak in slechte conditie, zoals blijkt uit het volgende bericht in de Zutphense Courant van 31 oktober 1878: Door de vereniging tot vernietiging van onbruikbare en ongezonde woningen al hier is aangekocht en zal per 7 november aanvaard en uitgebroken worden een per ceel in de Barlhezenaast het pakhuis van de heer Revelman, door acht huisgezin nen bewoond. We hebben dit perceel be zocht en zouden wenschen dat alle inge zetenen zich de moeite wilden geven zulks ook te doenom te zienop welke wijze eenige van hunnen medeburgers gehuisvest zijnte meer zouden we dit nuttig oor deel en omdat ieder dan de overtuiging zou krijgendat met het aan bouwen van arbeiderswoningen niet mag ZUTPHEN

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2007 | | pagina 10