Het is niet nodig een boom om te zagen om zoiets te weten te komen. Met een holle boor kan het ook. In de praktijk gaat het ook zo: de dendrobepaler boort met zo'n holle boor zo goed mogelijk naar het midden van de boom. Het monster dat zo wordt geno men, is een houten staafje, waar de jaarrin gen goed op te zien zijn. Deze techniek is natuurlijk net zo goed bruikbaar voor een balk in een middeleeuwse kap. Wel moet de boorder er dan goed op letten, dat hij zo veel mogelijk van die balk meeneemt. Hij zal dus altijd op zoek gaan naar een plaats waar de buitenste kant van de balk zit. Dat zal altijd een hoek zijn. Maar je moet ook kijken hoe de balk ooit uit de stam is ge haald. Heeft men indertijd één balk uit de boom gehaald, of twee, of misschien zelfs vier. Het zal duidelijk zijn dat de dendro- chronoloog niet zomaar ergens gaat boren. Menigeen schrikt van het idee dat er gaten ter dikte van een bezemsteel in z'n balken worden geboord. Sommige mensen proppen zo'n gat dicht, inderdaad met een stukje be zemsteel dat ze dan verven. Maar de mees ten doen dat niet; je ziet die gaten niet eens, hoe gek dat ook klinkt. Het is niet echt moeilijk aan zo'n monster te bepalen hoe oud de boom was voor hij balk werd. Maar dat is niet zo interessant. We willen weten van wanneer die balk, die boom is. Vaak is dat van enkele eeuwen ge leden. Om daar achter te komen, is een techniek ontwikkeld, die schematisch is weergegeven in de bijgaande figuur. Het is een voorbeeld van een stam van een spar, die ergens diep onder de grond is gevonden, niet is vergaan, en waarvan men de ouder dom wil weten. Onder de schets van een doorgezaagd stammetje (waarin weer een monster is weergegeven) staat de verdeling van de jaarringen aangegeven. Let wel, deze zijn verschillend van dikte; dat is de variatie van groei in de diverse jaren. Daaronder weer staat een grafiekje van de dikte per jaarring. Er was ook ooit eens een wat 'jon ger' stammetje gevonden en gelukkig was een overlapping in het jaarringenpatroon. Dat is in het schema duidelijk aangegeven. Maar ook dit wat jongere stammetje is nog steeds van erg lang geleden. Maar, alweer gelukkig, zijn er zo veel stammetjes van de zelfde houtsoort gevonden, dat we kunnen terugtellen tot nu toe. Van deze laatste boom, helemaal rechts, kennen we de vel- datum en de ouderdom. Dan is het een kwestie van terugtellen om er achter te ko men van wanneer dat oudste stammetje is. WANNEER GEBOUWD? Er zijn wel wat kanttekeningen te maken bij dit schema, dat is opgenomen in bijna alle be staande inleidingen tot dendrochronologie. Helemaal links in de grafiek van de dikte van de jaarringen staat een jaartal: 1785. Toen is het boompje gekiemd. Doorgaans vinden we dat weinig interessant. De veldatum, d.i. de datum waarop de boom is gekapt, hier 1822, zegt meer. Met name als je in een gebouw een balk onderzoekt, wil je die weten. Op z'n vroegst is toen dat hout gebruikt. Een kleiner bezwaar is dat dit schema gaat over sparren hout. Bij ons in Zutphen zijn we meer geïnte resseerd in eikenhout, eventueel grenen. Daar zijn de kappen hier van gemaakt. Maar het principe is eender. Het schema suggereert dat je maar één stel opeenvolgende en overlap pende monsters naast elkaar hoeft te leggen om tot een besluit te komen. De werkelijkheid is aanmerkelijk ingewikkelder dan dit schema. Daar is het ook een schema voor. ledereen die wel eens een doorgezaagde boom heeft bekeken, of een tak ervan, weet dat de jaarringen niet simpelweg concentri sche cirkels zijn. Jaarringen zijn nooit rond. Ook een relatief brede jaarring is op de ene plaats wat breder, een eindje verderop wat smaller. En als de daaropvolgende jaarring voor het merendeel smaller is, dan is het toch mogelijk dat hij op sommige plekken toch net ZUTPHEN

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2006 | | pagina 14