Fig 6 A-C Opzet van een 14e-eeuwse sporen kap
met onderslagconstructie. (Maquette C.J.Willems.)
twee haanhouten werden ondersteund door
een onderslagbalk, waarvan de bovenste on-
derslagbalk in nr. 12 nog op z'n plaats ligt.
De kap van middeleeuwse huizen bestaat
uit een serie houten constructies: gebin
ten en sporenparen. De houten onderde
len hiervoor werden niet ter plaatse, maar
in een werkplaats op maat gezaagd, en
de montagepunten werden passend ge
maakt (zogeheten pen-gatverbindingen).
Vervolgens werd het geheel uit elkaar ge
haald, in onderdelen naar de bouwplaats
getransporteerd en daar weer in elkaar
gezet. Om de diverse onderdelen weer
bij elkaar te krijgen, brachten de timmer
lui met een mes, een beitel, een zaag
merktekens aan op die delen die bij el
kaar hoorden: telmerken. Meestal was
dat één streep voor de onderdelen van
het voorste gebint, twee strepen voor de
tweede, enzovoort. Vandaar ook de
naam. Men nummerde dus alle construc
tieonderdelen.
ENKELE BOUWKUNDIGE TERMEN
Borstwering: Zie fig. 6b.
Bouwspoor: Nog zichtbaar restant van een
overigens verdwenen constructie.
Duim: IJzeren pin waaraan een luik of deur
hangt en draait.
Duimblok: Steen waarin de duim is veran
kerd.
Haanhout: Zie fig. 6b.
Insteek: Wie van de straat een middel
eeuws pand binnen kwam, kwam in een
hoge bedrijfsruimte. Naar achteren was
dan gedeeltelijk een verdieping, die als het
ware in die bedrijfsruimte stak: de insteek.
Kaarsnis: Kleine nis in zijmuur, bestemd
voor een kaars (zie fig. 4 en 5).
Korbeel: Zie fig. 6b.
Langsspantconstructie: Het constructieve
deel van koningsstijl(en) en onderslagbal-
ken in de as van de zolderruimte. Het ge
heel diende om de sporenkap te ondersteu
nen en de topgevels te schoren.
Latei: Balk ter overspanning van een ruimte
en ter ondersteuning van er boven liggend
muurwerk.
Muurplaat: Zie fig. 6b.
Onderslagconstructie: Zie fig. 6b. Con
structie ter ondersteuning van houtwerk in
de kap. Deze constructie bestaat uit een
zware verticale balk (stijl of koningsstijl) en
horizontale balken (onderslagbalken) die
de haanhouten van de kapconstructie on
dersteunen.
Ontlastingsboog: Gemetstelde boog ter
ontlasting van de ruimte er onder.
Sleutelstuk: Langwerpig plat stuk hout ter
ondersteuning van het einde van een balk.
Doorgaans versierd.
Spoor, dakspoor: Het meest elementaire
constructieonderdeel dat de dakvorm en
dakhelling bepaalt. Hierop zijn de panlat
ten gespijkerd, waaraan de dakpannen
hangen. Haanhouten, gebinten en/of lang-
spanten (onderslagconstructies met make
laars) geven stevigheid aan de sporenkap.
Stijl, koningsstijl: Zie fig. 6b.
Toognagel: Houten, ietwat wigvormige pin
om houtverbindingen vast te zetten.
ZUIPHEN