en voerden onderhandelingen met de
lokale of nationale overheden. Er werd
scherp toezicht gehouden op de kwaliteit
van de koopwaar die men verhandelde,
de betaling van de cijnsen en belastingen
ten behoeve van de beroepsuitoefening.
Tenslotte waakten zij over de verkregen
privileges, het belangrijkste handelsmerk
van de Hanze. Voor al de administratieve
handelingen hadden de kantoren bezol
digde klerken in dienst.
Hoe de belangen van een individuele
koopman in de praktijk werden behar
tigd illustreert het volgende voorbeeld
uit Londen. In 1502 kreeg Zutphen twee
brieven van de magistraat uit Londen be
treffende het testament van ene Cornelis
Johnson [Janssoenj. Het één betrof een
notarieel schrijven, waarin de secretaris
van de Hanze-kooplieden Wilhelmus
Wolter verklaart, dat Cornelis Johnson
stadsrenten van Zutphen bezat, die na
zijn dood aan zijn erfgenamen moesten
worden uitgekeerd. Het tweede schrijven
was afkomstig van Johannes Shaa (Shaw),
ridder, Maior en Alderman van Londen,
met de mededeling, dat Zutphen de zo
even genoemde brief als betrouwbaar
document kon beschouwen en waarin
de bevoegdheid van de notaris was vast
gelegd, om het testament ten uitvoer te
brengen.
De Aldermannen en hun Raad oefenden
alle taken onbezoldigd uit. Eén uit hun
midden werd als afgevaardigde naar de
grote Hanzedagen te Lübeck gezonden,
maar had daar geen stemrecht.7 De term
"Alderman" was niet beperkt tot leden
van het Hanzeverbond. Diverse gilden
in Nederland, Duitsland en Engeland ge
bruikten de term tot laat in de achttiende
voor de gekozen hoofdlieden van hun
beroepsgroep.
Naast de Hanze bestonden er associa
ties van kooplieden, die zich met hun
handel op één bepaald gebied concen
treerden, we zouden ze het beste aan
kunnen duiden als gilden. Kampen had
bijvoorbeeld een Rijnschippersgilde, dat
handel dreef op Keulen.8 In Nijmegen
bestond ook eenzelfde schippersgilde,
dat van St.Olof, patroonheilige van deze
schippers. Daarnaast kende Nijmegen
een broederschap van kooplieden met de
illustere naam "Michiel de Ellendige". El
lendige moet hier gelezen worden als ex-
lendisch d.w.z buiten het land verkerend.
De koopman van die broederschap kon
rekenen op steun van zijn thuishaven als
hij met zijn handel in het buitenland in
nood verkeerde.
In Keulen bestond sedert 1324 een
"Hansebruderschaft", die de belangen
behartigde van haar kooplieden in En
geland, maar niet tot het Hanzeverbond
behoorde.9
HA NDELSCONFLICTEN
De voorrechten die de Hanze van de
Engelse koningen in de loop der eeuwen
hadden verkregen werden in 1471 een
steen des aanstoots. Op aanstichting van
de opkomende Engelse kooplieden-or
ganisatie "The Company of Merchant
Ventures" werd door de bevolking van
Londen het kantoor van de Hanzeaten
aangevallen en gedeeltelijk vernield. De
"Merchant Ventures" wensten dezelfde,
zo niet méér voorrechten dan de Hanze
aten. Voorrechten die de Hanzeaten met
als voortrekker de stad Keulen al vanaf de
twaalfde eeuw genoten. De situatie had
in 1470 al geleid tot een handelsoorlog
tussen de Hanze en Engeland.
De Bourgondische hertog Karei de Stoute
(1433-1477), zwager van de Engelse ko
ning Edward IV bood zijn bemiddeling in
het conflict aan. De besprekingen over de
vredesonderhandelingen vonden vanaf
1473 plaats in Utrecht en in 1474 werd
daar de vrede getekend.10 Bij de onder
handelingen waren ook Gelderse verte
genwoordigers aanwezig. Hun argwaan
omtrent de goede bedoelingen van de
7 d'Haenens, A., De wereld vari de Hanze, Antwerpen 1984, p. 1 73.
8 Alberts, W.Jappe, De Nederlandse Hanzesteden, Haarlem 1969, p.30-33.
9 Stein, W., 'De Hansebruderschaf der Kölner Englandfahrer und ihr Statut vom Jahre 1324', in:
Hansische Geschichtsblatter, Erstes Heft Leipzig 1908.
10 Berkenvelder, Zwolle, pp 50-55.