Hanzekoopman
HANZEKANTOREN
De vier grote hoofdkantoren van de
Hanze stonden respectievelijk in Londen
(vanaf 1157, de zogeheten Stalhof), in
Novgorod (vanaf 1165, de Petershof), te
Bergen (vanaf 1343) en in Brugge (pas
vanaf 1457). Daarnaast waren er talrijke
kleinere vestigingen. Zij waren de steun
punten van het Hanzeatische handelsver
keer tussen Oost en West.
De kooplieden, die in de grote kantoren
kortere of langere tijd verbleven, werden
gewoonlijk als "gemene koopman" van
de Duitse Hanze aangeduid.
De handelsfactorijen bestonden steeds
uit gesloten woonkwartieren, behalve
in Brugge. Elke Hanzeatische koopman
was verplicht om binnen haar muren te
verblijven. De dagelijkse leefregels waren
hard, streng en onvoorwaardelijk. Vrou
wen werden er bijvoorbeeld geweerd.
Elk jaar werden op de algemene ver
gadering van de hoofdkantoren twee
"Aldermannen" en een Raad gekozen.
Voor het Londense kantoor gold als ex
tra vereiste, clat tenminste één van de
"Aldermen" burger van Londen moest
zijn. De kooplieden mochten hem zelf
voordragen, maar hij werd in zijn ambt
bevestigd door de Engelse koning. De uit
verkorene moest bovendien lid zijn van
de magistraat van Londen. De Alderman
nen spraken recht over hun kooplieden,
beheerden de kas, ondernamen commer
ciële transacties ten bate van de gemeen
schap of individuele belanghebbenden