nen worden al deze groepen aangeduid als Naties.3 In zijn boek De Nederlandse Hanzeste den wijst Jappe Alberts erop, dat onder scheid moet worden gemaakt tussen de totale handelsactiviteit van de steden enerzijds, en de relaties met de Hanze en daaruit voortvloeiende activiteiten ander zijds. Met andere woorden, kooplieden deden ook handelszaken die niets met de Hanze van doen hadden en waarvoor zij geen rechten en privileges van het ge nootschap konden ontlenen. De Hanzeatische samenwerking en organisatie die zo ontstond vormde aanvankelijk een incidentele, later per manente associatie van kooplieden van één bepaalde stad met betrekking tot de handel met andere landen en steden. Het bindende element was op de eerste plaats onderlinge bescherming op hun lange reizen. De organisatie had een losse structuur. Zij had geen eigen personeel, was geen rechtspersoon, had geen regelmatige gel dinkomsten, geen staand leger en even min een vloot. Zo was de situatie nog in de vijftiende eeuw. Er zijn aan het eind van de vijftiende en de eerste helft van de zestiende eeuw diverse pogingen onder nomen om een hechtere, aaneengesloten stedenbond te vormen, de zgn. "Toho- pesate" zoals men het destijds noemde, hetgeen Aaneengeslotenen betekent. Ondanks de vorengenoemde manco's ontbrak het de Hanze niet aan slagkracht. Tegenover haar leden wist zij in ernstige aangelegenheden vaak door overreding en bemiddeling tot een vergelijk te komen. In geschillen was het laatste woord aan de Landdag te Lübeck, waar de verga dering van alle aangesloten steden haar oordeel kon laten vellen. Sinds 1356 werd deze vergadering als het leidende orgaan van de gemeenschap gezien. Hier kregen de belangrijkste beslissingen hun beslag: onderhandelingen met buiten landse steden of heersers, het zenden van gezanten, het ratificeren van verdragen en handelsprivileges, beslissingen over "Er liggen volop kansen in Oost-Europa voor Oost-Nederland. Om die kansen in klinkende munt om te zettenis de opbouw van handels kapitaal gewenst die de transactiekosten van het zakendoen kan reduceren en de handel kan vergemakkelijken. Wie in het rijke verleden van Overijssel en Gelderland duiktziet dat beide provincies al de nodige ervaring hebben met handelsnetwerken in het voormalige Oostblok. Met name in de Middeleeuwse Hanzetijd speelden DeventerZutphen ZwolleKampen Hasselt en Doesburg als leden van de Hanze een belangrijke rol. En inderdaad: binnen de Eu ropese geschiedenis vormt het Hanzeverbond een unieke organisatie. Door zijn grens- en sta ten overschrijdende karakter is het netwerk wel vergeleken met dat van de Europese Unie. Alle reden dus om de Hanze aan een nadere be schouwing te onderwerpen. De succesfactor van de Hanzehandel was zonder twijfel de grote bereidheid tot samenwerking. Zowel in hun thuisbasis als in den vreemde werkten kooplie den nauw samen met stedelijke bestuurders. De filosofie van de Hanzesteden was dat lokale samenwerking noodzakelijk werd geacht om in het buitenland sterk te staan. Dit motto wordt tegenwoordig weliswaar met de mond beleden maar op het gebied van de handelsbevordering zelden toegepast. oorlog en vrede, handelsblokkades enz. De besluiten van de vergaderingen wer den schriftelijk vastgelegd in Recessen (notulen) en door de leden-steden ijverig afgeschreven en verzameld. Omdat Lübeck voor veraf gelegen steden slecht bereikbaar was, werd in 1347 be sloten om het belangengebied in drieën te verdelen, zgn. "Drittels" of "Derdende- len". In een stad van enige betekenis in een "Derdendeel' werden dan vóórverga deringen gehouden om de agendapunten te bespreken die men op de grote Pink stervergadering te Lübeck aan de orde wenste te stellen. Al naar gelang lokale herkomst kon men zich aansluiten bij het Lübecks-Saksische, het Gotlands-Lijf- landse of het Westfaals-Pruisische deel. In 1447 vond opnieuw een opdeling plaats en werd een vierde gebied ingesteld: het Lagel, R., De Hispano-Vlaamse wereld, de contacten tussen Spanjaarden en Nederlanders 1496-1555, Brussel-Nijmegen 1996, p. 11-12.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2005 | | pagina 5