geval van schade of anderszins hun best te doen de koopman terzijde te staan. Bovendien zouden de Rijnstroom en de lijnpaden langs de rivier zo veel mogelijk voor de schippers en de kooplieden vrij worden gehouden.19 Deze maatregel heeft niet mogen baten, de Arnhemse markthandel bleef alleen maar schade ondervinden. Bitter merkte de magistraat van Arnhem op, dat steden en dorpen, die zich weer aan hertog Ka- rel hadden onderworpen vrijelijk handel konden drijven in Holland, Zeeland en Brabant èn gebruik konden maken van de "stroemen en straeten". De bezetting heeft Arnhems reputatie en economische bedrijvigheid ernstig geschaad. Een ander zwaarwegend punt, dat in één van hun stadsmemorialen werd genoemd, was het gerucht dat Arn hemmers, achter hun rug, voor "apenbaer verredders" (verraders) van hertog Karei werden uitgemaakt. Na de verovering van de stad in 1514 door hertog Karei schreef Arnhem een aantal keren in brieven aan Harderwijk en Zutphen, dat zij ais Hanzestad op dat moment van weinig nut meer kon zijn, hoe graag zij dat ook wilde. Maar was dat ook zo? Uit de verslagen van de latere Hanzedagen blijkt Arnhem nog steeds deel te nemen aan de verga deringen van de kwartiersdagen. In 1564 stuurde de stad afgevaardigden naar de kwartiersdag te Wesel, waar belangrijke besprekingen plaatsvonden o.a. over de bouw van een nieuw Hanzekantoor te Antwerpen en de betaling van de contri- butiegelden, het zogeheten "Schot". OPLEVING HANDEL Het vredesjaar 1528 markeert een ople ving in de economische geschiedenis van Gelderland. De vredeovereenkomst, die te Gorcum werd getekend door hertog Karei van Gel re en keizer Karei V, was zo wel voor de Gelderse als voor Hollandse kooplieden een opluchting. De laatsten hadden voor 1528 verscheidene keren bij beide vorsten hun beklag gedaan over de hoge kosten van de oorlogsinspanningen, waarvoor zij uiteindelijk het gelag moes ten betalen. Voor Gelre lagen er echter wel een aantal beperkende factoren op de loer. Enerzijds kregen de Geldersen te maken met het economisch sterk opkomende Westen van Nederland, anderzijds kreeg heel West-Europa te maken met religieus-soci ale woelingen, die de nodige weerslag op het Hanzeverbond zouden hebben. De toenmalige stedelijke magistraten hadden doorgaans weinig op met de "Lutherije", zoals in de archiefbronnen de opkomen de reformatie werd genoemd. HOLLANDSE CONCURRENTIE Vanaf het midden van de vijftiende eeuw kregen de Hanze in het algemeen en de Oost-Nederlandse steden in het bijzon der te maken met concurrentie van Hol land. De Hollanders wensten meer vrije handel te drijven op steden als Dantzig (het huidige Gdansk) aan de Oostzee. Bovendien eisten zij schepen te mogen bouwen in Pruisen, die vrij en onge hinderd naar Holland zouden mogen varen. In het conflict traden merkwaardig genoeg de Hollandse steden niet zelf op in de onderhandelingen, maar zij lieten dit over aan vertegenwoordigers van de landsheer Philips de Goede, hertog van Bourgondië. Een opmerkelijk verschil met de Gelderse situatie, waar de landsheren zich in die tijd nauwelijks met de Han- zezaken van de steden bemoeiden. Dat zou in loop van de zestiende eeuw wel anders worden.20 Keizer Karei V kreeg in 1534 te maken met vijandelijkheden van Deense zijde en begon een oorlog te voeren tegen dit land. De doorvaart voor handelsschepen door de Sont, de belangrijkste route naar de Oostzee, kwam hierdoor in gevaar. De gespannen situatie leidde ertoe dat de landvoogdes voor de Nederlanden, Maria van Hongarije, een plakkaat uit vaardigde, waarin de Hollanders verboden 19 OAZ inv.nr. 1811. 20 Alberts, W.Jappe, De Nederlandse Hanzesteden, p.57.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2005 | | pagina 14