ijzer en koper (Zweden). Het Oosten le verde aluin, bont, graangewassen, hout, honing, was, amber, koper, teer en as. Uit het Zuiden werden vijgen, amande len, noten, olie, druiven, zijde en koper (uit Hongarije) geïmporteerd. Uit het Westen tenslotte kwamen bier, kleurstof fen als wede, wijn, wol, zout, zilver, tin, glas, vaatwerk, lakens, wapens en meta len werktuigen. Men stelde alles in het werk om de in- en uitvoer in evenwicht te houden, zowel qua handelswaarde als omvang en men hield daarom vraag en aanbod goed in de gaten. Alleen die goederen waarvoor een zekere vraag bestond op de West-Europe- se markten werden gekocht en verkocht waarbij een streven naar een monopo lie-positie niet uit het oog mag worden verloren. Tot op zekere hoogte slaagde men daar voor bepaalde producten ook in. Graan, laken en zout speelden daarbij een vooraanstaande rol. De ontwikkeling van de haringvisvangst op de Noordzee, de Baltische zee en langs de kust op de warme Golfstroom, (meer bepaald Noor wegen en de Lofoten-ei landen) vroeg om grote hoeveelheden zout voor het pekelen van de gevangen vis. Gezouten haring en stokvis waren voor de Middel eeuwer het aangewezen voedsel tijdens de Vasten. Belangrijk voor de Gelderse handel is de import van laken en wijnen, vooral die uit Zuid-Duitland, steenkool en steen (als bouw- en molenstenen b.v) geweest. Be langrijk exportartikelen waren gezouten vis als stokvis en haring, en zout. ARNHEM EEN VERLOREN HANZESTAD In 1505 werd Gel re voor de derde keer aangevallen en overrompeld door de Bourgondische/Habsburgse vorsten Maximiliaan van Oostenrijk en zijn zoon Philips de Schone (1480-1506). Eerder was het hertogdom al eens van 1473 1477 bezet geweest door Karei de Stoute, hertog van Bourgondië. Van 1480-1492 kreeg Gelderland ten tweeden male met een Bourgondische overheersing onder Maximiliaan van Oostenrijk te maken en vanaf 1494 heerste de zoon van Maximi liaan, Philips de Schone, over de Bour gondische Nederlanden. In 1492 hadden de Staten van Gel re kans gezien onder de bezetting uit te komen en Karei van Gelre tot hun vorst te verkiezen. De jonge Karei van Egmond was in 1473 tijdens de bele gering van Nijmegen door Karei de Stou te gevangen genomen en naar zijn hof te Gent overgebracht en daar opgevoed. De jonge hertog kende dus zijn tegen standers van binnenuit en nam daarom in 1505 het besluit om Arnhem te verlaten en met een aantal getrouwen en mede neming van de administratie de wijk te nemen naar Zutphen. De inmiddels tot Duits keizer verheven Maximiliaan viel met zoon Philips en een enorm leger Gelre in het voorjaar van 1505 binnen. Arnhem capituleerde op 6 juli 1505 voor de overmacht. De stadsmuren hadden het ondanks felle beschietingen nog niet geheel begeven want een bres in die wal moest op last van de koning worden vergroot om het mogelijk te maken dat Maximiliaan en Philips, die de bestor mingen vanuit een legerkamp hadden gevolgd, triomfantelijk de stad konden binnentrekken. In de overgave-overeenkomst die toen werd opgemaakt, staat te lezen, dat kei zer Maximiliaan eigenlijk van plan was geweest de stad met de grond gelijk te maken, maar zich door de smeekbeden van "eenige van den besten ende vroom- sten der selver stadt" had laten weerhou den. Tegen betaling van een afkoopsom van 10.000 goudgulden verkreeg de stad vergiffenis voor de geboden tegenstand. Arnhem was decennia lang de pleister- en handelsplaats geweest voor de koopman op doorreis naar Keulen. De stad werd nu echter door de kooplieden gemeden. Bij de poorten werd hun koopwaar door het krijgsvolk afhandig gemaakt. Een schril contrast met de situatie verderop aan de Rijn, waar de vier keurvorsten, Jacob van Mainz, Herman van Keulen, Jacob aartsbisschop van Trier en Philips, paltsgraaf langs de Rijn in 1506 een rege ling voor de kooplieden hadden getroffen waarin zij hen vrijgeleide beloofden en in

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2005 | | pagina 13