Tot nog ver in de zestiende eeuw kun nen gegevens over deze activiteiten in stedelijke en overheidsarchivalia aange troffen worden. De tonnen met haring uit Harderwijk voor de hertogelijke keuken bijvoorbeeld, en de voedselvoorziening van de huurlegertjes in de tijd van hertog Karei van Gelre, zijn in de rekeningen zeer talrijk. BETROKKENHEID GELDERSE STEDEN IN DE HANZE Het staat niet definitief vast hoeveel ste den er in totaal lid waren van de Hanze. In het Brugse kantoor werd in 1469 op getekend, dat 72 steden tot het Verbond behoorden. Dit getal moet in de loop der tijden wisselend zijn geweest vanwege uitsluiting of opzegging lidmaatschap. Vast staat, dat de handelsgemeenschap altijd huiverig is geweest om de namen van de steden op een circulerende lijst te zetten. Dat heeft te maken met de strikte maatregelen van het Londense kantoor, dat op last van de Engelse overheid erop toe moest zien wie als koopman tot de Hanze behoorde en wie niet. Deze maat regelen waren volgens Engeland nodig om douanefraude tegen te gaan. in de ja ren zeventig van de vijftiende eeuw, toen de Hanze zwaar onder vuur lag, poogden allerlei steden uit zowel Holland als andere gebieden zich als Hanzestad te laten registreren. Dit werd systematisch geweigerd. Tot de Gelderse Hanzesteden werden gewoonlijk gerekend: de vier kwartier lij ke hoofdsteden: Nijmegen, Arnhem, Zutphen, Roermond en van de kleine steden: Tiel, Zaltbommel, Wageningen, Harderwijk, Elburg, Hattem, Doesburg, Doetinchem, Lochem, Venlo en Geldern. De lijst is niet volledig, want in andere bronnen worden ook Goch, Erckelentz en Stralen (steden van het Gelderse Over- kwartier) genoemd. Een aantal kleine steden is echter nooit erg actief geweest in het bezoeken van de kwartiersdagen. Omstreeks het midden van de vijftiende eeuw had men de stedenbond verdeeld over een viertal gebieden om vóórver gaderingen te houden. De Gelderse steden vielen onder het Keulse deel. De kleine steden lieten zich vaak op deze vergaderingen vertegenwoordigen door hun hoofdsteden. De hoofdsteden en de kleine steden droegen gezamenlijk bij in de reiskosten voor hun afgevaardigden met een gewapend escorte. In tijden van oorlog konden de kosten voor een gewa pende begeleiding met ruiters en knech ten aardig oplopen. De kleine steden leverden zonder al te veel morren dan een evenredige bijdrage. Zutphen heeft lang het voortouw genomen om afge vaardigden namens de andere Gelderse steden naar de Grote Pinkstervergadering (Trinitatis) in Lübeck te sturen. De gede puteerden moeten op deze bijeenkom sten in Lübeck op een vaste plaats aan de vergadertafel hebben gezeten. Op de kwartiersvergaderingen moet dezelfde procedure zijn gevolgd, zoals blijkt uit het verslag van de Doesburgse secretaris die in 1566 in Keulen op de kwartiersdag aanwezig is geweest.14 In de periode 1530-1540 neemt Nij megen het initiatief om gezanten naar Lübeck te zenden. In deze periode is Nij- megens welvaart aanzienlijk gestegen wat betekende dat er voldoende koopkrach tige handelslieden aanwezig moeten zijn geweest, die de belangen konden behar tigen. Nijmegen maakte een bloeiperiode door. Dat uitte zich o.a. in de bouw vanaf 1555 van het prestigieuze stadhuis, de verfraaiing van het Gewanthuis (Laken hal)15 en een forse uitbreiding aan de Stevenskerk.16 Gedurende de jaren 1535-1552 zijn er minder grote Hanzedagen gehouden. De algemene onzekerheid en de voortdu rende oorlogssituaties zowel te land als ter zee, met name in de Duitse Bocht, 14 Oud Archief Doesburg inv.nr. 2467. 15 Kleintjes Sormani, Stadsrekeningen van Nijmegen 1538-1543, Nijmegen 1920, passim. 16 Schevichaven, H.D.J. van, Kerken, Kloosters, Gasthuizen en Openbare gebouwen, Nijmegen 1908 p. 132.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2005 | | pagina 10