arbeiders in dienst had. Mede door deze
omstandigheden moest het landgoed uit
eindelijk in 1943 verkocht worden; zoon
Laurens had toen al diverse jaren het be
heer in handen, maar hij zag geen kans
Rhienderstein voor de familie te behou
den.5 'Lau', zoals hij in de familie werd
genoemd, verrichtte in de oorlog belang
rijk verzetswerk en werd begin april 1945
door Nederlandse SS- ers gearresteerd.
Op 13 april werd hij bij kasteel Groot
Engelenburg te Brummen gefusilleerd.
In de familie doen nog allerlei verhalen
de ronde over Rhienderstein en 'tante'
Beijnen. Het zou er gespookt hebben en
mevrouw Beijnen nam met behulp van
een smid, die magnetische krachten had,
maatregelen om die spoken uit te drijven.
Later zou deze in het huis ook nog al
lerlei geheime gangen ontdekt hebben.
In 1925 trouwde Laurens Beijnen met
de Amerikaanse Margaret MacCullough
Patten. Hun zoontje George, volgens
zijn grootmoeder een reïncarnatie van
Christus, kreeg op zekere dag, na een
pokkeninenting, suikerziekte. De Engelse
verpleegster die voor hem werd aange
trokken, wilde niet blijven, want ze was
bang gek te worden: ze zag een bisschop,
in 't zwart gekleed, naast het bed van het
kind staan en er liep een monnik door
een van de bovenste gangen, die het
raam uitstapte en zijn weg vervolgde.
Mevrouw Beijnen hield zich vooral bezig
met de in Zutphen zo vermaarde sir Phi
lip Sidney, volgens haar zoon was ze ver
liefd op hem en trachtte ze met zijn geest
in verbinding te komen door middel van
spiritistische seances. Mevrouw Beijnen
was er namelijk van overtuigd geraakt,
dat deze rondwaarde op Rhienderstein:
Sidney was in de slag bij Zutphen (1586)
gewond en op Rhienderstein verpleegd,
wellicht was hij daar ook gestorven. We
weten iets meer van deze geschiedenis,
omdat ze in de jaren 1913/ 1914 daar
over heeft gecorrespondeerd met de in
die tijd bekende spiritist en parapsycho
loog H.N. de Fremery.6
Brieven aan Henry de Fremery
De eerste brief verzond zij op 1 januari
1913 vanuit Den Haag en daarin verhaalt
zij van een seance, waar zich de geest
van een zekere Sidney manifesteerde.
Drie weken later (Brummen, 20 januari)
ontstaat er wat meer zekerheid, de geest
Sidney beweert Sir Philip Sidney te zijn,
hij is voortdurend bij haar en weet wat
ze doet, zegt en denkt. Toch is ze niet
overtuigd en vraagt, of De Fremery niet
met het vermaarde Engelse medium Al
fred Vout Peters, die op tournee is door
Nederland, naar Brummen kan komen;
Peters zal in Arnhem seanceren en mis
schien kan hij er voor zorgen, dat de
geest Sidney zich manifesteert door
middel van een materialisatie. Als een
zo belangrijke geest zich op deze wijze
kenbaar maakt, dan is er ook voor het
spiritisme veel gewonnen! (Brummen, 31
oktober) De zesde brief- de vierde en de
vijfde van respectievelijk 24 november
en 3 december beschrijven in hoofdzaak
haar pogingen om zich tot medium te
ontwikkelen -geeft iets meer duidelijk
heid over Sidney. Op 11 december meldt
5 Ir. Laurens Beijnen was eigenaar van een zeefplatenfabriek te Eerbeek. Zijn fabriek moest
worden stilgelegd, nadat hij had geweigerd voor de Duitse bezetter te gaan werken. Hij hield
zijn arbeiders zo veel mogelijk in dienst om hun gedwongen tewerkstelling in Duitsland te
voorkomen. Dat hij hen uit eigen zak betaalde veroorzaakte mede de verkoop van Rhiender
stein.
6 H.N. de Fremery (1868-1940) was een schoonzoon van de bankier en schrijver H.J. Schim
mel. Deze was overtuigd spiritist en dank zij diens fortuin kon De Fremery zich volledig
wijden aan de bestudering van het spiritisme. Hij publiceerde diverse belangrijke boeken op
dit gebied en was van 1902-1914 redacteur van het toonaangevende spiritistische tijdschrift
Het Toekomstig Leven. In 1914 geraakte hij in conflict met zijn mederedacteur J.S. Göbel over
het Amerikaanse medium Susanna Harris, omdat hij deze van bedrog beschuldigde. Dat ook
mevrouw Beijnen negatief over Harris oordeelde komt nog aan de orde. Haar brieven aan De
F. bevinden zich in het archief van Harmonia te Utrecht. (Ambachtsstraat)