Schama niets vermeld over een opdracht
tot staatsgreep. Ook in het boek 'Ge
schiedenis der laatste tweehonderdvijftig
jaren' van P. Vergers wordt daarover niets
geschreven. Er is wel sprake van een
Intermediair Bewind dat verkiezingen
uitschrijft, maar daarin hebben Wildrik en
Fokker geen zitting. Wildrik wordt door
Schama wat oneerbiedig gekarakteriseerd
als een 'gewetensvolle onbenul': strijd
baar en idealistisch, maar onbedreven in
het politieke spel.
Terug naar Zutphen
Tot de eerste daden van het nieuwe be
wind behoort het uitschrijven van verkie
zingen op 13 juli 1 798. Tot degenen die
in het nieuwe parlement (het Wetgevend
Lichaam) wordt gekozen als afgevaar
digde van Zutphen behoort wederom
Berent Wildrik: hij wordt lid van de Eerste
Kamer. Zijn blazoen lijkt niet besmet
door zijn deelname aan het afgezette
Uitvoerend Bewind. Het is in deze peri
ode dat zijn vrouw in Den Haag overlijdt
op 25 maart 1799. Een jaar later (op 10
april 1800) hertrouwt hij in Doesburg
met Mechtelda Henriette van Leenhof de
Lespierre, op 30 januari 1863 in Does
burg geboren als dochter van mr. Johan
Herman van Leenhof de Lespierre (burge
meester) en Johanna Maria Petroneila van
Reetraedt.
Het nieuwe bewind weet zich, ondanks
aanhoudende chaos, staande te houden
tot september 1801Onder toenemende
Franse druk wordt de grondwet van 1798
ongeldig verklaard en wordt het parle
ment ontbonden. Berent keert terug naar
Zutphen (teleurgesteld en ontgoocheld
mogen we aannemen), en wordt 'land-
schrijver van het Scholtambt Zutphen'.
In december 1805 wordt hij daarnaast
aangesteld als ontvanger der particuliere
belastingen.
Op 23 september 1803 overlijdt zijn
tweede vrouw in Zutphen en zit Berent
weer alleen. Echter niet lang. Op 18 ok
tober 1805 hertrouwt hij, inmiddels de
vijftig gepasseerd, met de dertig jaar jon
gere Johanna Sara Cornelia Koyman. Zijn
jeugdige bruid is geboren op 23 maart
1784 in Zutphen ais dochter van Petrus
Koyman (rector in Lochem en Zutphen)
en van Johanna van Pothoven. Berent is
blijkbaar toe aan zijn tweede jeugd. Zijn
er uit zijn eerste twee huwelijken geen
kinderen bekend, nu worden er in de pe
riode tot 1820 (hij is dan al 66) niet min
der dan twaalf kinderen geboren.
Naar het Rijkenbarg in Ruurlo
Waarschijnlijk verliest Berent Wildrik in
1814, als oude patriot en republikein,
zijn functie als ontvanger van particu
liere belastingen, als na de verdrijving
der Fransen het Oranjehuis terugkeert
op de troon en de orangisten weer de
lakens uitdelen. Helemaal duidelijk is
dat niet. Wel zeker is dat hij in 1820 met
vrouw en zijn acht nog levende kinderen
verhuist naar Ruurlo en gaat wonen op
boerderij "het Rijkenbarg". Drie kinderen
zijn dan inmiddels jong overleden en ook
het twaalfde kind, dat in mei 1820 wordt
geboren, zal binnen het jaar overlijden.
Dat Berent Wildrik een rustige oude
dag zoekt in Ruurlo is niet toevallig.
In de buurtschap Rijkenbarg beschikt
hij namelijk over aanzienlijke bezit
tingen, waaronder ook de boerderij het
Rijkenbarg. (Niet te verwarren met het
landhuis van die naam, dat pas in 1932
is gebouwd in de nabijheid ervan). In het
zogenoemde Hollandsche kadaster van
1810 wordt hij als eigenaar genoemd van
in totaal 44 morgen en 56 roeden grond
(37,5 ha), waarschijnlijk verkregen uit de
erfenis van zijn moeder, want ook andere
telgen uit de familie Couleman hebben
in dezelfde buurtschap uitgebreide bezit
tingen. Het onderhouden van een gezin
met acht kinderen trekt echter een zware
wissel op zijn financiën. Bij zijn overlij
den op 9 juni 1831 is er van al zijn bezit
tingen niets over. Veel ervan is verkocht
aan de familie Van Heeckeren van Keil,
waaronder de boerderij Rijkenbarg. Pas
vijfjaar na zijn dood ontvangt zijn we
duwe een bescheiden staatspensioen.
Vader Wildrik
In Ruurlo neemt Berent Wildrik volop
deel aan het openbare leven, in 1824