52 van gebouwen) en daarom dirigeerde ik de grote schare jongens naar het Vogel park om ze daar onder handen te nemen. Dat bestond uit buig-, rek-, en strekoefe ningen, goed voor rug, armen en benen. Natuurlijk moesten we in de oorlog op zeker moment ook de school ontruimen en we zochten onderkomens om het onderwijs zoveel mogelijk draaiende te houden. De vierde klas van de heer Jan sen en ik kwamen terecht in het veiling gebouw van de heer Van Zeben, hoek Marspoortstraat/Berkelkade. Janssen ging door de gangen van het gezin naar zijn gedeelte van de veilingzaal en ik via de zware schuifdeuren naar mijn ruimte. De zaal kreeg een tussenwand van latten en karton. Op één plaats was een stuk karton uitneembaar, waardoor Jansen en ik contact konden hebben. Als het luchtalarm klonk moesten de leerlingen onder de bank kruipen, ik bleef op het podium staan. We hebben heel wat geoe fend voordat het gekruip vlug en ordelijk verliep. Het hoofd had beslist dat handwerken en gym door moesten gaan. Waar bleef ik met die grote knapengroep? Er zat niets anders op dan met de jongens door de stad te marcheren. Het was inderdaad een vorm van marcheren: rijen van vier en zoveel mogelijk in de pas. Praten was toegestaan, maar schreeuwen niet. Ik liep als een quasi sergeant op de stoep terwijl de jongens op de rijweg liepen, er was in de oorlog immers weinig verkeer. Ik liep graag met het stel over de Hobbemakade. Daar woonde mijn nicht Willemien. Voor haar huis liet ik de groep pas-op-de-plaats maken. Willemien kwam naar buiten met een... sigaret. De gevaren van roken wa ren nog niet zo bekend en voor mij was het roken een groot genoegen. Op een middag opende collega Jansen het luikje in het karton. Eén van zijn leer ingen had onder de bank gepiest. Je doet al wat als je alleen bij hoge uitzondering gebruik mag maken van het toilet van de familie Van Zeben. Ik ben naar Janssens lokaal gegaan en heb de boosdoener een emmer water en een dweil laten halen. Daar moest hij mee aan de slag. Na een keer dweilen en buiten de emmer leeg- gooien, dweil goed uitwringen en dat alles nog een keer herhalen was het pro bleem opgelost! Toen ik op een dag aankwam bij de schuifdeuren aan de Berkelkade stond daar de Inspecteur van het Christelijk nationaal Onderwijs, zo heette de vereni ging van aangesloten christelijke scholen. Hij stelde zich voor als Strikwerda. Ik nam hem mee naar binnen en gaf hem mijn stoel op het podium. Daar lagen alle boekjes en schriften netjes op stapeltjes. De inspecteur wilde de rekenschriften inzien. Ik gaf hem die en kreeg toestem ming met de kinderen aan het werk te gaan. Het werd een taalles. Ik liet de boekjes en schriften uitdelen. Toen dat gebeurd was zei ik: 'boekjes open op bladzijde xx". Dat was een oefening in werkwoordspelling, invullen van d, dt, dd enz.- Mijn stem klonk: "De hele oefening overschrijven in het schrift, maar eerst de hele zin goed lezen. Nu je inktpotje openschuiven. Klaar? Aan het werk! Net jes schrijven en goed nadenken, ik loop rond om te controleren!" Voor de kinde ren korte, maar duidelijke opdrachten. De inspecteur wenkte mij om bij hem te komen. Ik hoor nog de verwijtende stem: "Ik hou er niet van dat u zo militairement de kinderen toespreekt." Daar was wel en geen woord Frans bij! Woedend was ik, en ik flapte eruit: het lijkt me mak kelijker inspecteur te zijn dan met zo'n bak oorlogskinderen te moeten optrek ken." De heer autoriteit stond op, gaf me een hand, zei: "Goedendag" en liep naar de deur. Ik schoof die open en keek hem na... Na de zomervakantie van 1944 lag het hele onderwijs stil. Toen we in mei 1945 weer aan het werk konden, zette ik mijn loopbaan voort als onderwijzer aan de Mulo, opnieuw onder de leiding van de heer J. de Zeeuw.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2005 | | pagina 24