heldere Berkelwater. Warm water konden de vrouwen halen uit een grote gemet selde ketel waaronder de gehele nacht het vuur werd gestookt. Wie 's ochtends het vroegst kwam was er het best aan toe, omdat het water dan nog het heetst was. Klanten uit de Achterhoek, die hun half jaarlijkse was met paard en wagen brach ten, namen soms tegelijkertijd een tweede wagen mee met akkermaalshout om er het ketelvuur mee te stoken. In 1844 verzocht Hendrik Jan Lenderink om een (nieuwe) wasloods te mogen bouwen op de stadsbleek, waarvoor ook een akte van verbond met het Departe ment van Oorlog nodig was, wat te ma ken gehad zal hebben met de ligging in de rondom de oude binnenstad gelegen zone van verdedigingswerken. Vermoedelijk ging het Hendrik Jan voor de wind. Op 12 maart 1847 kreeg hij toestemming van de raad om zijn woon huis en stal te mogen afbreken en het woonhuis volgens een overlegde teke ning te vergroten en zodanig in te richten dat woonhuis en stal zich onder een dak bevonden. Dat snel met de bouw werd begonnen, kan worden afgeleid uit de gedenksteen die zich bevindt in de voor gevel van de huidige villa. Deze steen vermeldt: H. J. Lenderink Sr. 7 mei 1847. Het lijkt erop dat Hendrik Jan het oude pand geheel heeft laten slopen. Geheel zeker is dit niet aangezien in de raadsno- tulen van 12 maart 1847 zowel sprake is van "afbreken" als van "het te verbouwen woonhuis en stal". De hulpkaart van het kadaster van 3 april 1848 maakt dui delijk dat het oppervlak van de woning minstens werd verdubbeld, waarbij een breed voorhuis ontstond en een - aan beide zijden iets inspringend - achterhuis, met daar weer achter een veel smaller langgerekt bouwwerk dat deels boven of ter plekke van de meest oostelijke wa tergang werd gebouwd. Aangezien het grondplan van vóór 1847 grotendeels sa menvalt met dat van het rechterdeel van voorhuis en achterhuis van na 1847, kan niet geheel uitgesloten worden dat delen van de bebouwing van voor 1847 in het nieuwe pand zijn opgenomen. De architectuur wekt associaties met het werk van D. J. Zocher, die verderop aan de Warnsveldseweg de begraafplaats ontwierp. De villa bestaat uit wat als "voorhuis" op te vatten is, d.i. de woning, met daarach ter restanten van de industriële bebou- Wasserij Lenderink: de villa wing die een soort "achterhuis" vormen. Vooral de onderkelderde aanbouw links-achter is in dit kader van belang, evenals de gang, die achter het voorhuis de verbinding vormt tussen de vertrekken links, zowel op de begane grond als op de verdieping. Aan deze gang grenzen de vertrekken die het restant vormen van de bedrijfsbebouwing. Aan de als overloop fungerende gang op de verdieping sluit onder meer een toilet aan, gelegen naast een waterketel. Vanuit een luikje in de toiletmuur kon gekeken worden naar de ketel. Deze grote ijzeren waterton werd enige jaren geleden verwijderd bij reno vatie van het platte dak; toen kwam ook een groot venster te voorschijn waardoor de ketel ooit naar binnen is gebracht. De wasserij in opkomst. Hendrik Jan breidde het bedrijf flink uit. Hij maakte een stadsweide tot bleek, velde 32 iepenbomen bij de Larepoortbleek en bouwde in 1852 een tweede verdieping op de wasloods achter zijn woning. Na zijn overlijden werd de blekerij voortgezet door zijn zoon Jacob Lenderink (1848 1906). Voor die tijd werkte deze al in het bedrijf dat korte tijd opereerde onder de naam firma H. J. Lenderink Zoon.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2005 | | pagina 11