giskerk, waarbij het dan niet om de pa rochie gaat maar om het kapittel, dat de normale beheerder van de kerk is (gewor den). Ook R. Wartena bepleit die dubbele structuur van kapittelkerk/parochiekerk. Frijhoff toont vervolgens aan dat, al ver dringt Sint Walburgis de andere kerkpa- troons (Maria en Justus), het Maria-patro- cinium niet verloren is gegaan maar een kenmerkend deel is geweest voor het ste delijk deel van de hoofdkerk van de oude stad: "Onze Lieve Vrouwe was en bleef de patroon van de parochie en daarmee, zo mogen we op grond van de hierboven genoemde gegevens aannemen, van de stadsgemeenschap waarin Sint Walburgis als heilige nooit enige rol van betekenis lijkt te hebben gespeeld. Opmerkelijk is overigens dat Onze Lieve Vrouwe ook de kerkpatroon van de an dere stadsparochie moet zijn geweest, die in de dertiende eeuw op de Nieuwstad was gesticht. Pas in de zestiende eeuw wordt de Nieuwstadskerk enkele malen als Sin Nicolaaskerk aangeduid, maar gewoonlijk heette zij eenvoudig 'de kerk op de Nieuwstad'. Het is niet onmogelijk dat de naamsgelijkheid van beide parochies de benoeming van de hoofdkerk naar Sint Walburgis in de hand heeft gewerkt." Literatuur: E.J.A. van Beek, J. Fortuyn Drooglever, Ge slagen te Zutphen - de stedelijke muntslag. Zutphen, 1990. Willem Frijhoff, "Een zeer nobele tempel", Zutphen, jr. 18 (1999), 25-30. A.H. Groustra-Werdekker, De hertogelijke financiën en bestuur van Gelre1492-1500. Doctoraalscriptie, aanwezig in de Stedelijke Bibliotheek A.H. Groustra-Werdekker, "Impressie van een zestiende-eeuwse bezoeker aan Zutphen" in: Zutphen, jr. 22 (2003), 88-92 Leo Lensen en Willy H. Heitling, Stad in de Middeleeuwen. Dagelijks leven in Zutphen. Zutphen [1983], hoofdstuk X. R.P.J.Tutein Nolthenius, Oud-Zutphen. Over druk uit het Bouwkundig Tijdschrift, deel XVII, 1899. R. Wartena, "Het Zutphense pond en de val van de groot". H.M. Werner, "De Sint Walburgskerk te Zut phen", in: "Wandelingen door oud-Zutphen", uitgave Tijdschrift: Het huis, oud en nieuw. (1911) H.H. Kiezebrink, De Walburgskerk te Zut phen., De Walburg Pers, Zutphen, 1978 (3) BIJLAGE I De tekst met toelichting (de tekst van het bouwcontract is cur sief gezet; daar tussenin staat een meer hedendaagse beschrijving van de oude tekst) In den jaer ons Heren M°GCC° drie ende tnegentich des Saterdaghes na Kirsdag doe averdroghen Lambert Stuerman ende Rense Creyng als kircmeisters toe Zutphen an die een zide ende meister Aernt van Aken ende meister Aelbert van Palenen an die ander zide deser vorwarden ende averdrach als hyrna gescreven steet. Op zaterdag na Kerstmis in het jaar 1393 komen de kerkmeesters [van de Sint Wal- burgiskerk] Lambert Stuerman en Rense Creyng het volgende overeen met de tim mermeesters Aernt van Aken en Aelbert van Palenen Int irst soe hebben oen die meisters vorgenomt onderwonden toe tymmeren dat nije werke van Onser Vrouwen Kircke in aldusdanen be- scheide ende vorwarde als hyrna volgende is. Alsoe dat die meisters zuelen ghezellen zetten, die des werkes orber sijn, in den wercke ende die zal men lonen van Zunte Petersdag ad cathedram tot Zunte Martensdag toe in den wynter, zomer loens eiken des daghes toe ghe- ven XI groten ende des wynters VII groten ende den opperknechten des daghes VI groten, ende een lotze dieden wercke orberlic is. Ten eerste De timmermeesters zullen de uitbreiding van de kerk realiseren onder de voorwaarden die hierna volgen. Zij zullen vakbekwame mensen voor dit werk aannemen en hen loon betalen van St. Petrus ad Cathedram (22 februari) tot St. Maarten (11 november). Het zomerioon zal 11 groten per dag zijn, het winterloon 7 groten per dag. Aan de opperman wordt 6 groten be taald. Bij de uitvoering van het werk wordt een loods (werkplaats) neergezet [bij de kerk]. Voert zoe zuelen die meisters hebben al ijser-

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2005 | | pagina 22