boven als vergaderzaal en trouwka meris in het laatst van 1909 en de eerste helft van 1910 gerestaureerd. Het raam van gebrandschilderd en gekleurd glas in de oostzijde is van modern maaksel Meinsma publiceert in de krant ook over dit glas, zonder echter een schakel te leg gen tussen wat Gimberg erover zegt en zijn vondst. Het duidelijkst is H.M. Werner over de bouw, het gebruik en de benaming van de kapel: "In 1393 is de Raadskapel, ook wel de Heerenkapel, Raadsheerenkapel of Heerenchoor genaamd, aan het oostelijke uiteinde, het koor der kerk aangebouwd. Tot heden werd die gedeeltelijk als catechiseerlokaal, gedeeltelijk als bergplaats of museum gebruikt en is die door een houten schot van de kerk zelve gescheiden, doch weldra zal dit schot weggebroken en deze kapel met de kerk vereenigd worden, zoodat men dan door de geheele lengte van het gebouw, van het westen tot het oosten een vrij doorzicht krijgt. Met het oog daarop is dan ook het achter ste raam in die kapel bij de restauratie niet, zooals al de andere kerkramen, van gewoon kathedraalglas, maar van fraai gekleurd glas voorzienen is het orgel, dat in de laatste halve eeuw tegen alle regels in, met en achter den preekstoel, in het eigenlijke koor der kerk stond, onlangs naar de westzijde verplaatst geworden. Nu staat de preekstoel nog in den weg, deze moet weder naar een der pilaren verhuizen, waartegen hij voorheen ook stond. De Raadskapel is aan den buitenkant met de kerk zeiver verbonden door slanke sierlijke hoektorens, waarin zich steenen wenteltrappen bevinden om daarmede het dak te bereiken." Een speurtocht in de twintigste eeuw Jos Hartman schrijft uitvoerig over de zestiende-eeuwse altaren in de kerk6. Zijn bijdrage is een verslag van een speurtocht. Hij geeft aan dat er nog ver der onderzoek nodig is. In zijn nog altijd zeer boeiende rondgang door de kerk noemt hij de plaats van het Maria-altaar. Het staat aan het eind van de veertiende eeuw achter het koor, maar even later schrijft hij dat we de precieze plek niet weten, "de veronderstelling ligt voor de hand dat het altaar in de middelste kapel van de kooromgang heeft gestaan. Dat is op zich een aannemelijke plek voor het altaar gewijd aan de patrones van de parochie." De plek roept echter vragen op die ver band houden met de bouw van de Raads kapel: waar heeft het altaar gestaan vóór de bouw van de kapel, dus vóór circa 1390 en waar heeft het gestaan nadat de achterwand van de kapel is doorgebro ken? Hartman geeft zelf het antwoord op de tweede vraag: "Het kan zijn dat het altaar na de bouw van de Raadskapel daarheen verhuisd is. Daarvoor pleit dat de middel ste kapel wel wat klein is om een altaar in het midden te hebben waarlangs dan aan weerskanten nog voldoende ruimte moest zijn om mensen door te laten naar de Raadskapel. Daarvoor pleit ook de overweging dat het aannemelijk is dat de patroon van de stad een grotere kapel had dan willekeurige andere heiligen. Ertegen pleit dat de Raadskapel nooit Ma riakapel wordt genoemd." Ook in de Raadskapel heeft een altaar gestaan. Het is gewijd aan St.- Fabianus en St.- Sebastianus. Dat altaar heeft onder het oostvenster gestaan, in het midden van de kapel7. Het opvallende van de tekening die ervan bewaard is, is dat er aan weerszijden van dit altaar gestoelte is opgesteld. Hartman daarover: "Dat moet dan het gestoelte voor de Raad geweest 6 Zutphen1999 (18e jaargang), 7-20. 7 Er is een tekening bewaard van dit altaar, te vinden in het archief van de Gelderse Rekenka mer (Gelders Archief), inv.nr. 1108, krt.nr. 287. zijn.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2005 | | pagina 20