dan zich in den Huw'lijks stand vol van slommer te begeeven. Cornel ia(30), die hierop volgt, sterft acht tien jaar jong. Nu wordt de vader van de schrijver gebo ren en hij dicht: Danik moest mijn Waarden Vader <3,) die na u ter Wereld kwam niet vergeeten Neen'k zal nader van hem spree ken, maar ik wou mij te vooren nog eerst uiten over de drie laaste spruiten uit mijn Groote Vaders vrouw (net zoals hij aangaf later te spreken over zijn eigen gezin en zijn vader, gebeurt dat hier ook niet meer). Deze drie laatste spruiten brengen alleen maar verdriet. Adriaan(32) was geestelijk onvolwaardig: Vroeg al zag men uit zijn Oogen eene groote Onnozelheid Klaarder bleek die met er tijd zoo zelfsdat hij niets, kon Leeren noch zich zei ven kon regeer en of bestieren hier be neen In dien toestand bleef hij leeven vee Ie jaar en achtereen tot de dood, die 't al doet sneeven 't geen de Heer hier leeven deed hem van 't Leven kwam berooven en hem bragt in 't Zalig boven eer zijn moeder overleed, na hem wierd jan Wilm ge boo ren dog ten eersten weer verlooren door een al te vroegen dood die hem bracht in Abrams schoot Eindlijk kwam ter Wereld treeden Groote Vaders laaste Spruit<33) - Johannes Wilhelmus, genoemd naar zijn vroeggestorven broertje - die nu tachtig jaar geleeden en nog zes daarbij, hem uit Zijne Vrouwe wierdt gebooren en den zelfden naame droeg. Hier kunnen we precies het moment be palen, waarop de tweede dichter, ds. Flo- rentius Franco de Bruin(12) voor het laatst in het boekje heeft geschreven. Johannes Wilhelmus de Bruin(33) werd in 1706 ge boren, opgeteld met tachtig jaar en zes daarbij is dus het jaar 1792. De laatste regels wil ik u niet onthouden, want deze benjamin wilde niet deugen: van jan Wilm deez' al vroeg tot de studie uit verkooren Leerde jong nog reeds 't Latijn om al vroeg bekwaam te zijn dat men hem kon zenden heenen naa het Leidsch of Stichts Atheenen dog er was bij hem noch vlijt noch ook lust om iets te leeren dies hij in onweetenheid al zijn leeven bleef verkeeren 't geen de reden was, dat hij nooit of nimmermeer na dezen van het minste nut kon weezen aan de Kerk of Burgerij De van het blad spattende ergernis over deze oom is wel te begrijpen in deze familie, waarin na de Gorinchemse spel- denmaker Floris de Bruyn, overleden in 1 639, de familie een geweldige opgang beleeft: in rechte lijn zien we vijf man nen, die kozen voor het predikantsambt en daarnaast ook vijf vrouwen, die met een man in hetzelfde ambt trouwden. Ook waren er vijf mannen, die in de stadsregeringen van Gorinchem, Doe- tinchem en Zutphen een belangrijke rol speelden, voornamelijk als burgemeester. In de familie en aangetrouwde familie treffen we een stadssecretaris in Doetin- chem, meesters in de rechten en medici aan. De schrijver van het tweede deel is pre dikant, zoals zijn grootvader en vader. Naderhand zal ook zijn zoon het ambt vervullen. Vier generaties dominee en zo kan men de verzuchting aan het einde van het gedicht begrijpen. Helaas eindigt hier het dichtwerk en moeten we constateren, dat de dichter, of in een ander boek verder is gegaan of er niet meer aan toe is gekomen over zijn, echt naaste, familie te schrijven. Hij was het absoluut van plan en dat zegt hij ook, want je schrijft niet over achterneven en -nichten, daarna over je ooms en tantes en noemt daarna zelfs niet je vader en moeder en je zussen, laat staan je eigen kinderen. De moeilijkheid bij de bestu dering van het gedicht was, dat beide schrijvers hun eigen naam niet noemden, maar speurwerk in boeken en archieven

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2004 | | pagina 14