Door Evelien Marskamp
Rapport aangaande de kleedingindustrie te Zutphen.
Zutphense Courant maandag 20 juni 1904
De hier ter stede opgerichte Commis
sie van enquete naar vaktoestanden, die
reeds een belangrijk rapport over de bak
kerij het licht heeft doen zien, heeft thans
een onderdeel der kleeding-industrie en
wel de mannen-bovenkleeding tot voor
werp van haar onderzoek gemaakt en de
uitkomsten daarvan neergelegd in een
rapport dat in den boekhandel hier ter
stede verkrijgbaar is.
De subcommissie, die dit onderdeel
behandelde bestond uit de heeren
H.W.Beus, mr. B.H. Drijber, mr.Th.
Dijstra, J.M.de Groot, secr, mr.E.F.M.
Hanlo, voorz., tevens rapporteur, C.v.
Schothorst, G.H. Stapel voort, T.J.B. Swa-
ders en A.Walland.
Door haar werden gehoord acht patroons
en elf werklieden, die bereidwillig in
lichtingen gaven; 7 patroons lieten enkel
maatwerk maken, een gaf in den slappen
tijd ook confectiewerk ter vervaardiging.
De toestanden in de kleedingindustrie te
Zutphen stemmen in sommige opzichten
zoozeer overeen met die te Amsterdam,
dat de commissie zich geheel kan aan
sluiten bij de algemeene beschouwingen
in het Amsterdamsche rapport neerge
legd.
Dit geldt ook wat betreft de opleiding in
het kleermakersvak, die door patroons en
werklieden werd genoemd eenzijdig, niet
volledig, ten eenenmale onvoldoende,
zeer gebrekkig en treurig.
In bedoeld rapport wordt er op gewezen
hoe de omstandigheden die opleiding ge
brekkig maken.
De maatwerker heeft het in telkens klei
ner wordende perioden verbazend druk
en heeft dan natuurlijk geen tijd om den
jongen te leeren; is het drukke seizoen
voorbij dan noopt de financieele toestand
den kleermaker meestal zijn leerling weg
te zenden.Heeft de leerling zijn leertijd
doorgemaakt dan is het moeilijk zich tot
zelfstandigen kleermakersknecht op te
werken.
Hij heeft tot dusver weinig van het vak
gezien en zelfstandig weinig of geen werk
uitgevoerd.Vindt hij geen plaats op enkele
nog bestaande werkplaatsen, waar hij
steun vindt bij zijn maats en door afkijken
veel kan leeren, dan zal hij het nooit tot
een goed werkman brengen.
De opleiding is dus gebrekkig. Welke wa
ren nu de te dezer zake door patroons en
werklieden geuite wenschen?
Sommige werklieden wenschen eene op
leiding op het atelier, de leerling kan daar
zien werken; anderen wenschten zooals
bij andere bedrijven, vakscholen; nog
anderen wenschten het werken bij een
grootwerker in de kost.
Tegen dit laatste heeft de commissie wel
eenig bezwaar, omdat deze wijze van
opleiding wel tot resultaat kan hebben,
dat de leerling een goed jassenmaker, een
goed vestenmaker wordt, maar niet dat
hij een goed kleermaker wordt in den rui
men zin van het woord.
Door een der werklieden werd bij de be
spreking hierover nog de meening geuit
dat, wanneer de opleiding zoo gebrekkig
en onvoldoende blijft, als zij thans is, er
over 20 jaar geen goed maatwerker meer
zal zijn.
De jongens verdienen bij den maatwerker
fl 0,25 tot 1,25 per week. De thuiswerkers
krijgen -maar zij moeten het jongmaatje
en garen enz zelf betalen - voor de ver-
Uit de krant geknipt