te brengen in het weeshuis; doch zat hij daar eenmaaldan bleef hij er gewoonlijk en de diakenenniet wetend wat met hem aan te vangen zagen zich genoodzaakt een boer uit Eerbeek te laten komen en hem bij dezen te besteden Wat een ongewenste passant allemaal niet te weeg kan brengen! Kort na 1 januari 1900 besluit de diaco nie zich geheel te onttrekken aan de zorg voor armen die feitelijk door de burger lijke gemeente moeten worden onder houden. In hun brief van 29 januari van dat jaar staat dat men besloten heeft "te breken met de tot nu toe gevolgde wijze van armverzorging door in het vervolg bedeeling te weigeren aan" - en er volgen enkele bepalingen. Uit de brief wordt pijnlijk duidelijk dat de gemeente jarenlang "nagenoeg niets" gedaan heeft en dat de diakenen tever geefs de hulp van het college hebben ingeroepen. De relatie tussen burgerlijke en kerkelijke gemeente loopt dus spaak. Reden hiervoor zal ongetwijfeld zijn de teruglopende inkomsten en de stijgende uitgaven. Het contract wordt per 1 ja nuari 1900 opgezegd en men biedt geen 7 tijdelijk onderdak en voedsel meer aan passanten. Het college probeert nog wel de diakonie op andere gedachten te brengen door voor te stellen de uitgaven eens per drie maan den te verrekenen, maar de diakenen weigeren. Ze beroepen zich hierbij op het Synodaal Reglement dat, als het gaat over de diaconieën, zegt dat kerkelijke ge meenten geen subsidie van een burgerlijk bestuur mogen aannemen omdat dat be perking van de handelingen van de diake nen en van de naleving van de kerkelijke wetgeving kan betekenen. Deze regeling is al oud, maar tot die tijd heeft men daar nooit een punt van gemaakt. Naast het gebouw aan de Spiegelstraat heeft het weeshuis uit meerdere huizen bestaan. Ook het gebouw van de Werkin richting aan de Heukestraat heeft behoord tot het complex van het armenweeshuis8. In 1959 laat het Wïjnhuisfonds Spiegel straat 13 restaureren. Eind jaren tachtig koopt de gemeente Zutphen het pand ten behoeve van het er naast gevestigde Gemeentearchief, dat, na een ingrijpende renovatie en verbouwing, het pand in gebruik neemt als studiezaal (beneden) en als kantoorruimte (boven). Aan de achtergevel van één van de gesloopte panden van het vroegere weeshuis is lange tijd een beeldje zichtbaar geweest. Het wordt toegeschreven aan Sint Joris. Mevr. Engelen schrijft in de krant: Op de binnenplaats van het Diakenhuis staat op een muurtje van oude steenen een zandsteenen St. joris. Deze moet wel afkomstig zijn van het Leprozenhuis St. joriendat onder beheer der Diakonie stond en in 1591 werd verwoest door de soldaten van Graaf van den Berg. De steenen werden gebruikt om den stadsmuur en huizen te herstellen Waarschijnlijk hebben de Diakenen het beeld willen redden en het naar de binnenplaats overgebracht Nu is het ech ter verweerd en nauwelijks meer te herkennen. Dit beeldje is ten tijde van mevr. Doornink-Hoogenraad, die van 1944 tot 1973 ar chivaris is geweest van Zutphen, in de collectie van het museum opgenomen, maar dan als zijnde Sint Martinus. Van der Kluit heeft een afbeelding opgenomen van de binnenplaats van het weeshuis, lang nadat het die functie kwijt is. Op de foto staat een dame. Links in de bovenhoek is een beeldje te zien. Het staat op een muur, aan de binnenplaats en het ziet eruit als een ruiter te paard. Het kan een afbeelding zijn van Sint Martinus, maar evengoed van Sint Joris. Nog altijd is in de Heukestraat de gedenksteen te zien met daarop de naam van ds. A. Rutgers van der Loeff, die zich heeft ingezet voor deze 'werkinrichting'.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2004 | | pagina 9