74
Zoals opgemerkt wordt de officieren der
Genie met overleg der plaatselijke bestu
ren opgedragen de grenzen door goede
kentekenen af te bakenen.
In het verleden verleende conncessies
tot gebruik van 's Rijks eigendommen
zouden voorshands als regel worden
verlengd.
Dan volgen de beperkingen.
Zonder verkregen rechthetzij door koop
hetzij door huur, is het verboden "betim
meringen, tuinen of beplantingen" op
enig deel van 's lands militaire gronden
aan te leggen. Wandelaars hebben op
straffe van boete, geen toegang op mili
taire gronden; beweiding van vee is op
straffe van schadevergoeding, evenmin
toegelaten.
Doorgangen zoals poorten, barrières en
bruggen moeten door voerlieden van
vrachtwagens stapvoets worden gepas
seerd, beschadigingen vergoed.
Een van de belangrijkste bepalingen heeft
betrekking op de zogenaamde verboden
kring. Dat slaat op het gebied binnen
driehonderd roeden (een Rijnlandse
roede is 3,77 meter) van sterkten of forti-
ficatiewerken die tot de eerste en tweede
klasse behoren. Alle bebouwing, tuin,
boomgaard, dreeft of andere beplanting
zal in geval van oorlog, indien nodig ge
oordeeld, worden afgebroken, verbrand
of vernield, zonder dat aanspraak kan
worden gemaakt op enige vorm van
schadevergoeding.
Objecten die reeds binnen genoemde
kring aanwezig waren, toen de vesting
werd aangelegd, zullen bij eventuele
noodzakelijke vernieling evenwel voor
een "billijke schadevergoeding" in aan
merking komen. Bestaande objecten
mogen echter niet meer worden "vertim
merd", anders dan nodig voor de instand
houding ervan.
De wet bevat verder bepalingen hoe en
in het bijzonder van waaraf de afstand
van 300 roeden gemeten moet worden.
Tussen 100 en 300 roeden mogen nog
wel bouwsels worden opgericht echter
slechts vervaardigd van brandbaar mate
riaal, dus zonder metselwerk, met uitzon
dering van fundament en schoorsteen.
Afrasteringen, voor zover toegestaan,
moeten ook van hout zijn, doornenhage
zijn verboden.
Zonder toestemming van het Ministerie
van Oorlog is het provinciale, stedelijke
of polder-besturen niet toegestaan "eeni-
ge dijken, wegen, watergangen, slooten
of andere werken aan te leggen".
De wet bevat verder enkele nadere
bepalingen voor vestingen van de zoge
naamde derde klasse, voor watermolens
voor polderbemaling en voor binnen de
verboden kring gelegen dorpen en buurt
schappen.
Met de stipte uitvoering van de wet zijn
belast de directeuren der fortificatiën,
waarbij justitie aan de nauwkeurige uit
voering de hand zal houden, "zonder
eenige conniventie of dissimulatie", met
andere woorden: niets zal meer door de
vingers worden gezien.
Men mag op basis van het verder verloop
van de geschiedenis gevoeglijk stellen dat
met name deze wet, die de situatie van
de eraan voorafgaande eeuw beoogde te
herstellen, voor geruime tijd de uitbrei
dingsmogelijkheid van de vestingsteden
en de aktiviteiten van de bewoners van
die steden in sterke mate heeft beperkt. In
feite werd de landelijke en stedelijke ont
wikkeling rond vestingen, die in zekere
zin informeel al verder gevorderd was,
radicaal teruggedraaid.
Dat met de invoering van deze wet nog
niet het laatste woord was gezegd heeft
de praktijk in het verder verloop van de
eeuw uitgewezen. Immers, nadere aan
scherping van de wetgeving bleek later
toch nog nodig.