62
Ongetwijfeld dateren veel meer huizen
aan de Nieuwstad oorspronkelijk uit de
jaren direct na de brand van 1336. Het is
echter een van de zwakke kanten van dit
soort inventarisaties dat huizen bezocht
worden, die in gebruik zijn en waar niet
zomaar kan worden gehakt of ontpleis-
terd. Bestudeerd wordt wat in het zicht is,
en veelal zijn dit juist die onderdelen die
nogal aan mode onderhevig zijn, zoals
de voorgevels en het interieur.
Een van de boeiendste aspecten van het
bouwen in Zutphen is dat men blijkbaar
nooit een absolute keuze heeft gemaakt
voor huizen met een nok haaks op de
straat of een kap daaraan evenwijdig.
Ongetwijfeld was de breedte van het
perceel hierin een bepalende factor. Een
smal perceel vraagt om een smal en diep
huis met zijn kap haaks op de straat, op
een breed perceel is misschien een huis
met een kap evenwijdig aan de straat
meer op zijn plaats. Het heeft er alle
schijn van dat men in Zutphen op puur
rationele gronden een kaprichting koos
op grond van de breedte van het perceel.
We komen immers zowel veertiende-
eeuwse kappen tegen met hun nok haaks
op en evenwijdig aan de straat, maar ook
kappen uit de zestiende eeuw waarvoor
hetzelfde geldt.
Mooie voorbeelden binnen de groep on
derzochte panden zijn Nieuwstad 46 en
Nieuwstad 48 (Afb. 7). Het laatste huis
werd in later tijd gesplitst in twee smal
lere huizen, zoals dat vaak in Zutphen
gebeurde. In de zijstraten van de Nieuw
stad is het beeld even divers en soms
ook niet duidelijk. De bezochte panden
waren vaak hoekpanden, waarvan de
historische oriëntatie niet altijd duidelijk
is, zoals Beekstraat 41 (Afb. 8) en Gewel-
digershoek 2 (Afb. 9).
Wat betreft de aanwezigheid van kelders
kwamen we tijdens het onderzoek allerlei
varianten tegen. Soms is het hele huis
onderkelderd, soms maar een deel. Een
kleinere kelder onder een deel van het
huis lijkt eerder regel te zijn, want ook bij
die huizen met een volledige kelder lijkt
hij in meerdere fasen te zijn aangelegd.
Het duidelijkst is dit bij Nieuwstad 38,
waar twee kelders achter elkaar liggen,
verbonden door een gangetje. Tongewel
ven zijn in Zutphen het meest algemeen
(Afb. 10), maar ook kruisgewelven komen
voor (Afb. 11).
In de zeventiende eeuw begonnen de
huizen hun typische Zutphense karak
ter te verliezen en werd steeds meer
gebouwd in een Nederlandse traditie.
Enkele aspecten bleven echter voor
Zutphen karakteristiek, zoals het feit
dat vrijwel nooit in de kapconstructies
strijkspanten werden toegepast, terwijl
dit in het nabijgelegen Deventer toch
zeer algemeen was. Een tweede aspect
betreft het gebruik van eikenhout voor de
kapgebinten. Dit materiaal werd tot ver
in de zeventiende eeuw toegepast, terwijl
elders naast eiken ook grenen werd ge
bruikt. Een mooi voorbeeld is Nieuwstad
10, een huis dat kort na 1676 werd ge
bouwd, maar waarvan de gebintstructuur
nog geheel van eiken is (Afb. 12). De
sporengespannen (voor termen zie Afb.
13) zijn in deze periode overigens al wel
vaak van naaldhout.
In later tijd werden wel geheel grenen
houten gebinten toegepast, die wel
geheel volgens de traditionele wijze in
elkaar werden gezet, met pen-en-gatver
bindingen en toognagels. Een mooi voor
beeld is Nieuwstad 18, een huis dat vóór
1 735 werd gebouwd en waarschijnlijk
uit het begin van de achttiende eeuw zal
dateren.
Tijdens het onderzoek werden veel boei
ende en vaak ook mooie interieuronder
delen aangetroffen, waarbij de verschil
lende trappen uit de achttiende eeuw het
meest in het oog springen (Afb. 14). De
meest bijzondere vondst was de grenen
zolderbalklaag in Nieuwstad 44, die van
de gesloopte mast van een zeeschip bleek
te zijn vervaardigd (Afb. 15).