32
de plaatselijke gezagsdragers was immers
legio: een kleine cluster van circa 20
notabelen beheerste nagenoeg het gehele
sociaal-culturele klimaat van de stad.
Zo gold in de Hervormde kerkelijke
verhoudingen sinds 1868 een regeling
waarbij 2 orthodoxe, 2 vrijzinnige en 1
evangelische predikant dienden te wor
den benoemd. Deze verdeelsleutel werd
bewaakt door de Liberale Kiesvereeniging
voor het Hervormd Kiescollege, waarin
o.a. zitting hadden de vrijzinnig liberale
stadsbestuurders Henny en Klaassen.
De Vrijzinnig Liberalen gingen nu na hun
mislukte poging om "alleen Liberalen in
het stadsbestuur" te krijgen onder leiding
van mannen als Klaassen toenadering
zoeken tot de socialisten. Dat zou dus
kunnen corresponderen met het beeld
dat ook binnen de Hervormde Kerk een
stroming bestond die de banden met de
arbeidende klasse nauwer wilde aan
halen door de benoeming van de "rode
predikant" uit Stiens.
Dat deze, bij zijn intrede in Zutphen op
de kansel stond, in een stampvolle kerk,
bewijst dat zijn roep hem vooruit was
gegaan want zelfs de voor het college van
B&W gereserveerde bank was bezet door
het gewone volk.5
Hoe groot Van den Berghs invloed in Zut
phen is geweest is natuurlijk nooit exact
te achterhalen, temeer omdat hij een
feitelijke solitair was, die in wezen zelfs
niet paste in het Zutphense predikanten
groepje dat hij goeddeels voor de zaken
betreffende de organisatie, het huisbe
zoek en de catechisaties op liet draaien.
Zijn collega-predikant Dr J.C.A. Fetter is
hierover wel heel duidelijk als hij over
zijn collega schrijft dat hij in verband
met al zijn politieke en andere besognes
nauwelijks iets deed aan catechisaties en
huisbezoek.6
Die houding leidde zelfs tot collegiale
verwijdering, hetgeen blijkt uit Fetter's
memoires: "Faber, Van Tricht en ik zou
den steeds de beste vrienden met hem
zijn geweest, ware het niet dat we ook de
gemeente organiseren en coachen moes
ten. In dat opzicht kregen we van hem
geen steun."
Zijn geringe belangstelling voor de Zut
phense zaak in zijn algemeenheid kan
o.i niet ten volle worden verklaard uit het
feit dat hij na zijn intrede de studie her
vatte; ook zijn meer dan gewone belang
stelling deel te nemen in de landelijke
filosofische discussies werpen een twij
felachtig licht over de invulling van zijn
plaatselijke opdracht binnen de kerkelijke
gemeente.
Te druk
Op veel gebieden in de Zutphense sa
menleving zou zijn inbreng gewenst zijn
geweest. Dat moet hij drommels goed
hebben beseft. Toch liet hij het veelvudig
afweten.
Zo nam hij direct na zijn intrede vol
enthousiasme de functie op zich van
'archivaris en bibliothecaris van de
St.Walburgskerk'. Daarbij kreeg hij ook
het beheer over de Librije. Hij rappor
teerde over de desolate toestand van het
kostbare bezit, maar werkte zijn ideeën
niet uit, want hij vroeg al in 1899 weer
ontslag, 'wegens allerlei bezigheden'. De
verenigingen waar hij zich bij aansluit,
verlaat hij bovendien al ras.
Of zijn kennelijke onrust - zoals later
zou blijken - ook verband hield met zijn
minder gelukkige en in 1907 officiëel
gestrande huwelijk en daarmede oorzaak
dan wel gevolg was van die habitus en
zijn 'vluchtgedrag' zou eerder een psy
chiatrische studie vergen dan de histori
sche waartoe men zich tot dusver heeft
beperkt.
Zo kon zelfs de Zutphense Kring van We
tenschappelijk Onderhoud hem slechts
twee jaar binnenhouden en toen men
hem daar na zijn vertrek in 1899 vroeg
alsnog een toelichting te willen geven op
zijn "Het Bankroet van Religie en Chris
tendom in de Moderne Maatschappij",
verklaarde hij daarvoor tot zijn leedwe
zen te moeten bedanken, omdat hij in
verband met zijn zenuwziekte niet mocht
debatteren.
Zijn relatie tot de SDAP heeft ook altijd
iets dubbelhartigs gehad: Lid en geen
lid, een houding gelijk het weerman-
5 Een Nieuw Leven in een Nieuwe Stad: G.Nijhof (blz 51
6 Fetter: Fierinneringen 86