schoon de samenhang ons soms ont snapte" 4. Zijn scherp oog voor het sociale vraag stuk maakte van Van den Berg echter nog geen socialist. Hij gaf in zijn strijd voor sociale verheffing te weinig aandacht aan de diepere achtergronden van oorzaak en gevolg bij de geconstateerde armoede en de reactie daarop bij de gewone man. Bovendien had hij - en mogelijk juist daardoor - grote afkeer van het revoluti onaire karakter dat veel van de socialisti sche acties had gekenmerkt. Maar ook is een onmiskenbaar gevoel voor schoon heid, dat Van den Bergh eigen was, moei lijk verenigbaar met dat gesignaleerde revolutionaire karakter van het opkomend socialisme. Later zou hij hier zelf over schrijven: "Ik trachtte de arbeiders af te trekken van de revolutionaire actie. Een enkele maal voelde ik wel dieper de strekking der sociaal-democratische beginselen, en ik weet nog, hoe ik, tot schrik van velen op een aprilmorgen van 1895 in de kerk een lans brak voor het rechtmatig eisen van een normale arbeidsdag. Maar vooreerst bleef het bij zulke grillige vluchtige op wellingen. Het socialisme vond ik mooi als ideaal, maar het deed me pijn als ik het rondom me zag in de gestalte van een brute revolterende menigte." Tweestrijd Hij was een vurig bewonderaar van Tol stoy die hij stelde tegenover de kerk die de broeders en zusters van het kille Chris tenvolk in hun vunze holen had gelokt en weggeborgen. Tolstoy, die door Van den Bergh werd gezien als een "Godsheraut die opriep tot hartstocht, tot daden en liefde als in terpretatie van Jezus' Bergrede, wees vol gens hem naar de enig juiste oplossing, een vorm van ascese: "Temidden van onzinnig kapitaalbejag, van flauwhartig meedoen in luxe en fraaiheid, moet de Christusjongere protesteren met woord en daad omdat er nog een volk hongert naar brood en naar licht. Zelfverloochening wordt gevergd en om die te leren zetten wij ons soms aan de voeten van Jezus neer. Zijn woorden 'we derstaat den booze niet' en 'zalig zijn de armen' zijn onvergetelijk. Wij zullen daarom kampioenen voor ontbering en onthouding zijn, zolang daar 'het rijk van den enigen Zoon des Menschen' van de wereld verre blijft en zolang er wordt getreurd en geleden onder de talloze kinderen des volks." En toen had de dominee dus móói ge sproken en ook waar gesproken, maar het was wél een betoog dat primair bestemd was voor de oren van cle heersende klasse, de machthebbers die de touwtjes in handen hadden, maar dié oren waren doof, reeds decennia lang, zoals blijkt uit verslagen van Gemeenteraden uit die tijd. Het is duidelijk dat de politieke basis in Van den Berghs ideeën nauw verweven was met het socialisme, maar hij achtte realisering van het sociale ideaalbeeld niet mogelijk zonder verandering van het individu. Hij signaleerde daarmee in wezen hetzelfde probleem dat ookThor- becke aanroerde bij de invoering van zijn Grondwet in 1848, en dat zijn gevoelens die zelfs heden ten dage in veel kringen nog opgeld doen. De kerkenraad van Zutphen heeft dus met zekerheid geweten met wie zij te doen had toen Van den Bergh van Eysin- ga in 1896 van Stiens naar Zutphen werd beroepen. Die benoeming paste in feite dan ook naadloos in het politieke Zut- phense plaatje van de heersende liberale klasse uit die tijd. Verdeelsleutel Kort voor de komst van Van den Bergh naar Zutphen was in 1895 namelijk een breuk gekomen in de groep der liberalen. De malcontente conservatieven wilden namelijk met behulp van andere politieke groeperingen de regerende Zutphense hoofdgroep van Vrijzinnig Liberalen terugdringen. Die 'broedermoord' lukte want in 1899 zouden de Anti-Revolutio nairen samen met de Katholieken de lei ding in het stadsbestuur gaan nemen. De politieke verhoudingen spiegelden zich echter ook af in andere sectoren van het dagelijks leven: Het aantal petten van 4 'De Hervorming'1 7 november 1894

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2003 | | pagina 6