4 dat alle monniken zo mogelijk de regels uit het hoofd moesten leren. Het ideale klooster omvatte de kerk met aan de zuidzijde het afgesloten kloos tergedeelte met kruisgangkloosterhof, refter (refectorium, eetzaal), keuken en daarboven dormitorium (slaapzaal), kleedkamers e.d.. Aan de noordzijde lag een gedeelte, dat open was naar de wereld: huis van de abt, verblijven voor hoge gasten, school. Een ander deel omvatte de werkplaatsen, stallen, tuinen e.d.. Tenslotte het deel voor de novieten en de zieken, eventueel weer met een eigen kapel. In de loop van de eeuwen zijn honder den kloosters gebouwd volgens deze uitgangspunten. Het beroemdste was wel het Benedictijner klooster in het Bourgon dische Cluny, het grootste, dat ooit ge bouwd werd. Tijdens de Franse revolutie werd het grotendeels vernield, maar de restanten zijn nog steeds indrukwekkend. In de glorietijd woonden er 300 mon niken. Daarnaast konden er 1200 gasten worden gehuisvest! De Benedictijner orde was schatrijk. Van buiten de orde rezen daardoor veel bezwaren tegen hun luxueuze wijze van leven, waardoor er tal van orden ont stonden, waar de broeders alle weelde verwierpen, sober gingen leven en hard werkten. Feit is echter wel, dat door sober leven en hard werken menigmaal weer rijkdom werd verworven. Dat overkwam bij voorbeeld de Cisterciënzer orde, die aan het einde van de elfde eeuw werd gesticht. De Bedelordes Omstreeks 1200 ontstonden er twee be delordes, één in Italië en één in Spanje. Franciscus van Assisi besloot zijn leven aan Christus te wijden en zonder enig be zit, zonder huis, zonder geld, zonder tas, blootsvoets het evangelie te gaan verkon digen. Dat leidde tot de stichting van de orde der Franciscanen of Minderbroeders. Sint Dominicus werd omstreeks 11 70 geboren in Andalusië. Hij stichtte de mi litante orde der Dominicanen, die zich wijdde aan studie en onderwijs. Hun werk was vooral naar buiten gericht op de preekstoel en de biechtstoel. Vandaar de naam Predikheren. Studie en gebed stelde hen in staat de ketterijen te bestrij den, zoals die werden verkondigd door Katharen, Waldenzen en Albigenzen. Landbezit was de Dominicanen verbo den, want daar moest je mee aan het werk en dat zou gaan ten koste van de studie. Geld mochten ze daarentegen wel aannemen. De bedelordes kenden geen vaste stand plaats, maar trokken van stad naar stad. Er was wel een centrale organisatie met een onderverdeling in provincies. Zodoende hadden zij niet zoveel be langstelling voor het ontwerpen van kloosters. Huisvesting was maar bijzaak. Het gevolg was, dat bij de bouw van een klooster in grote lijnen de Benedictijner schema's werden gevolgd. Alleen stak het niet meer zo nauw. Men maakte ge woon gebruik van de plaatselijke situatie. Moesten er bij voorbeeld meer broeders worden ondergebracht, dan bouwden ze er een kloosterhof bij of er werd ergens een verdieping op gezet. De kloosters in Zutphen Wat vinden we hiervan terug in Zutphen? De stad kende een Franciscanerklooster, het klooster Gal ilea, op de Worf aan de Berkel, gesticht in 1456. In de Tachtigja rige Oorlog werd het verwoest. Ons rest slechts een vage aanduiding op een kaart van Thomas Witteroos en op die van Ja cob van Deventer, waarop weinig bouw kundige structuur is te herkennen Meer weten we van het Dominicaner klooster, het Broederenklooster. Aanvan kelijk waren de Predikheren gehuisvest in het Oude Convent aan het Oude Wand, maar in 1293 stelde Margaretha van Vlaanderen, gehuwd met de graaf van Gelre, een stuk grond ter beschikking langs de Berkel in de wijk Barlheze waar een nieuw klooster werd gesticht. Dit klooster is nog steeds mede bepa lend voor het stadsbeeld van Zutphen.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2003 | | pagina 4