schikbaar is. De verificateur heeft hier
waarschijnlijk de vinger gekregen achter
een stelsel van zogenaamde "overloop-
posten" uit diverse jaren, die binnen
een Dienst van Openbare Werken, een
voudiger dan elders in de gemeentelijke
boekhouding, naar een "minder duide
lijke herkomst" kunnen evolueren. Het
getal 52.05 (jaar en maand van verwerkte
eindafrekening van "Zutphen Brandpunt"
in de code versterkt deze vermetele ge
dachte.)
Hij besluit: "Het wil mij voorkomen
dat, mede met het oog op de verleende
faciliteiten, het onjuist is dat de kosten
voor een feestweek slechts voor een deel
aan het Stichtingsbestuur in rekening
zijn gebracht. Naar mijn mening dient
dit tot het volle bedrag te geschieden."
Hij vervolgt: "Een andere vraag die m.i.
ook gesteld dient te worden is deze, of
er tevoren overleg met Uw college heeft
plaats gevonden over het uitvoeren van
het verrichte werk, en in hoeverre de
kosten ten laste van de gemeente zouden
komen. Is een en ander geschied met
voorkennis en instemming van B&W dan
is de Dienst Openbare Werken gedekt en
kan hoogstens worden gezegd: Gelet op
de financiële toestand der gemeente: in
de toekomst niet meer!" Tot slot voegt hij
toe: "In dit verband komt het mij wense
lijk voor dat Uw College, zo er geen bin
dende afspraken zijn gemaakt, zich nader
dient te beraden, of er in den vervolge
een andere gedragslijn dient te worden
gevolgd, mede met het oog op de financi
ële toestand der gemeente."
Kop van jut
De directeur van Openbare Werken krijgt
vervolgens de zwarte Piet toegeschoven. Hij
gaat "onder curatele". In de hem gezonden
brief van B&W d.d. 05-01 -1962 wordt hij
"de kop van Jut". Er wordt hem op gewezen
dat de begrotingspost 52.05 betreffende
kosten vlaggen, feesten en plechtigheden en
dergelijke onder geen voorwaarde mag wor
den overschreden, en "Voor het gebruik van
het grote podium tijdens de feestweek 1962
dient een bedrag van f 800,- in rekening te
worden gebracht."
Op 5 november 1962 stuurt de verifi
cateur aan de directeur van Openbare
Werken wederom een brief betreffende
uitgaven ten behoeve van "leveranties"
door zijn dienst aan derden. Het gaat nu
om o.a. de sportuitwisseling Zutphen-
Münsterland en de zomerfeesten georga
niseerd door VVV "Zutphen Vooruit". Hij
constateert daarbij een boekhoudkundig
verkapte subsidie. Voorts wijst hij op de
noodzaak van indexering van de kosten
die worden berekend voor de verleende
diensten.
Genoemde brief belandt bij het gemeen
tebestuur en drie weken later meldt het
college van B&W de verificateur dat de
rapportage van 5 november voor ken
nisgeving is aangenomen. Dossier 1.754
- gaat vervolgens in ruste. Er wordt gedu
rende 5 jaar niets meer in opgenomen,
tot op 30 november 1967 het "Actie
Comité Zutphen" het college van B&W
wijst op het verschil in tarieven dat door
Openbare Werken in rekening wordt ge
bracht voor het plaatsen van de muziek
tent op 's Gravenhof tijdens de Feestweek
1967. De gewraakte nota ten bedrage van
f 806,- wordt vergeleken met het tarief
dat VVV betaalde en dat nooit meer dan f
250,- bedroeg.
De kritische kanttekeningen worden we
derom voorgelegd aan de directeur van
Openbare Werken, die antwoordt dat er
een post aan meerkosten in rekening is
gebracht die hij motiveert en hij besluit
dat er geen aanleiding is tot wijziging
van de rekening. Deze brief wordt in feite
herhaald op 23 -01-68, na een beroep op
de eerdere uitspraak door Actie Comité
Zutphen.
Betalen
Een interne memo van 3 maart 1968 wijst
op vroegere afspraken metV.V.V inzake
de bestreden kostenpost overeenkomstig
een besluit van B&W van 22-02-1962
luidende: "Accoord, aangezien muziek
verenigingen ook gratis gebruik maken
van de tent." Dit alles onder mededeling
dat de Dienst Openbare Werken de kos
ten voor plaatsing enz. aan de gemeente
in rekening zou kunnen brengen, maar