78
ter, dat nu geheel ter beschikking van de
rector en zijn leerkrachten stond tot in de
19e eeuw.
De reformatie, aan het eind van de 16e
eeuw steeds vaster voet krijgend, had
ook gevolgen voor het onderwijs dat een
duidelijke relatie onderhield met de kerk.
Dit gold zeker voor Zutphen, waar in die
periode enige keren van zittend gezag
werd gewisseld. Het stadsbestuur had in
1582, toen de Spanjaarden reeds enige
tijd waren verdreven de reorganisatie van
het onderwijs ter hand genomen op aan
drang van de calvinistische predikanten
en daarbij de 'paapse' leerkrachten weg
gestuurd. Kort daarna viel Zutphen echter
opnieuw in Spaanse handen en moest
de nieuwe rector met vrouw en kind hals
over kop de vlucht nemen. Pas na 1591
was de politieke situatie stabiel en kreeg
de aanstelling van rechtzinnige predikan
ten en 'betrouwbare' docenten zijn be
slag. De rector, con-rector, preceptor, of
Latijnse meester werden nu voor een deel
door de overheid betaald uit de inkom
sten van de geseculariseerde geestelijke
goederen, waarover de Gedeputeerden
van het Kwartier Zutphen de zeggen
schap hadden gekregen.
De Latijnse School gaf in die periode
vooral les in Grieks en Latijn, naast rhe-
torica en logica. Het vakkenpakket kon
na schooltijd, voor de zeer gevorderden,
door de rector nog uitgebreid worden
met bijlessen in theologie of filosofie en
de klassieke letterkunde, om de overgang
naar de universiteit mogelijk te maken.
Dit zuiver klassieke karakter behield de
officiële Latijnse school tot in de 19e
eeuw. Het aantal leerlingen van de Ne
derduitse afdeling zal op den duur dat
van de Latijnse, die bijna geheel bevolkt
werd door de bovenklasse van de maat
schappij, echter verre gaan overtreffen.
Hoewel de stadsbestuurders, die zich
ook van de bijschooltjes bedienden, om
begrijpelijke reden nogal mild opstel
den, dreven vooral de predikanten zoals
Johannes Vlaeck en Gerhardt Engelen
hen om tegen deze oncontroleerbare
instellingen op te treden en ze toch te
sluiten. Zo gebeurde dat ook in 1 674,
toen zij twee 'paepsche bijscholen soo
als hier in die Beuckerstrate ende Lom-
bertsteghe souden geholden werden van
nu aff verbieden en sulx op die boete
van 10 gulden.'
Predikanten en scholarchen
De macht van de predikanten in de
schoolse aangelegenheden was nog bij
zonder groot en de magistraat volgde de
personele adviezen van hen aanvankelijk
zonder discussie op. Dat gaf hen ook nog
verdere mogelijkheden, door bij benoe
mingen slechts rectoren voor te stellen,
die ook op kerkelijk terrein diensten kon
den verrichten.
In ontslagzaken ging het evenzo: rector
Marcel lus Franckhem en preceptor Gos-
winus Schomaker, beiden verdacht van
het hebben van een 'contrarie opinie van
de christlike gereformierte religie' werden
op staande voet ontslagen. Franckhems
plaats werd ingenomen door de derde
Zutphense predikant Bernhardus Ste-
demeijer en Schomakers plaats ging bij
toerbeurt naar de twee andere dominees
Baudartius en Damman.
De predikanten konden hun haast on
gebreidelde macht lang uitoefenen en
vermengden naar believen de functies
van schoolhoofd en dienaar der kerk,
totdat de maat voor de magistraat vol
was. Na een diepgaand conflict met de
kerkenraad werd nu door het stadbestuur
in 1598 een college van scholarchen
aangesteld. Die raad van curatoren zou
als deputatie van het stadsbestuur invloed
hebben op het toezicht van de school en
de benoemingen van het personeel. De
aanstelling van de scholarchenraad in
1611 kan worden gezien als een eerste
stap op weg naar een stedelijk onderwijs
beleid, waarbij de invloed van de pre
dikanten verminderde. Pas als het stads
bestuur twijfelde over een leraar werden
de predikanten door het stadsbestuur
ingeschakeld.
Ook de inrichting van het onderwijs werd
in een nieuwe schoolorde hervormd. Het
stadsbestuur stelde een nieuw reglement
van 68 artikelen op, dat tot in details het
doen en laten van de leerlingen vast-