74 ook nog zijn de magische uitwerking er van op de ongeletterden en leken. Er is een duidelijk verschil met de meer iteraire bronnen uit de beginperiode van onze historie, daar zowel de samenstel lers van de teksten als de doelgroepen verschilden. Maatschappelijke situaties roepen reac ties op. Zo zien we dat het pontificaat van Innocentius III, die van 1198 tot 1216 volgens velen tot de sterkere pau sen behoorde, onmiskenbaar invloed moet hebben gehad in de kwestie van het onderwijs. Hij propageerde immers ken nis en bewustwording van de gelovigen. Het algemeen concilie van 1215 (Late- ranen IV, dat viel aan het einde van zijn pontificaat), gebood elke parochiekerk zo mogelijk een eigen school op te richten. Dat hieraan de behoefte ten grondslag lag, tot het scholen van aspirant geeste- ijken in het (kerk)latijn en de koordienst mag ons niet verbazen. Streektaal Ook in wereldlijke kringen groeide door de economische expansie en uit bestuur lijke of individuele behoefte, de roep om onderwijs in de streektaal. Die dient zich dan ook aan in de geschriften. Uit de periode van vóór 1100 zijn in het Oud nederlands de in 1931 in Engeland ont dekte regels van een waarschijnlijk groter iefdesgedicht - 'hebban olla vogala nestas bigunnan hinase (h)ic (e)nda thu' - overgebleven in het bindwerk van een handschrift; maar na 1100 zal het Mid delnederlands een steeds grotere rol gaan spelen in literaire en ambtelijke teksten. De oudste oorkonde uit de Noordelijke Nederlanden is dienaangaande een grafe- ijke keur voor Middelburg uit 1254. De oudste akte in de landstaal uit Arnhem werd opgesteld rond 1350, en tien jaar later worden daar ook de stadsrekeningen in de landstaal beschreven. In de drie delen 'De stadsrekeningen van Zutphen' (Wartena, 1977) treffen we als oudste een uit c.a. 1364 aan, eveneens geschreven in de landstaal. Van belang is hierbij te bedenken dat elke regio een eigen Middelnederlandse variant had in woordgebruik en klank leer; er was geen standaard, geen ABN. In tegenstelling tot het Latijn (de taal der geletterden) waar dat wel het geval was werd gesproken van 'Diets' Volks). In datzelfde Diets wordt omstreeks 1150 door Heinric van Veldeke de "Sente Ser- vaes"-legende geschreven. Een levendige epische en lyrische stroming met als the ma's o.a. heiligenlevens, de liefde, dier verhalen en ridderromans wordt in deze periode en hierna vastgelegd en over geleverd. Met die ontwikkeling van de volkstaal is vooral de naam van Jacob van Maerlant, die een zich snel verbreidende zuiver burgerlijk patricische letterkunde beoefende, onlosmakelijk verbonden. Tussen 1221 en ca. 1300, genoot hij grote bekendheid als schrijver in de volkstaal van grote werken op velerlei gebied. Zijn omvangrijke oeuvre omvat didactische, wetenschappelijke en stichtelijke stof. Los van de discussies over de authenticiteit van verschillende aan hem toegeschreven werken blijft onverlet dat de 13e eeuw een periode was waarin het gebruik van de geschreven landstaal sterk werd gesti muleerd. Ook gaf hij daarbij het onderwijs op zijn eigen lyrische manier impulsen: In die stede van dire mogendhede Mak scholenende doe leren mede Die kinder van dinen lande. Zijn si arem, vuile hen die hande. Doe hen hoveschheid ende eere Dat elk te williker /eere. Dit alles wijst er op dat in de steden, maar ook op het platteland tijdens de middeleeuwen veelvuldig gelegenheid zal hebben bestaan tot het volgen van onderwijs in lezen en schrijven. Dat er evenwel uit die beginfase weinig (en daarvóór nóg minder) over is vastgelegd mag ons weer niet verbazen, daar er nog geen sprake was van een gestructureerd en uniform belang van die activiteiten. Stad en school Vast staat dat in de toen nog welvarende Hanzestad Zutphen al een school be stond vóór 1212, omdat in dat jaar de

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2002 | | pagina 4