grensgebieden, zoals het oosten van Overijssel en Gelderland, waren als mo gelijk strijdtoneel van militair belang en werden dus gekarteerd. De kartering van de rivieren Zoals hiervoor genoemd, hebben de IJssel en delen van de Rijn en de Waal vroeger een belangrijke rol gespeeld in de ver dediging van ons land tegen aanvallen vanuit het oosten. Betrouwbare kaarten waren voor de legerleiding dan ook van groot belang. In juli 1 773 gaf stadhouder Willem V luitenant ingenieur Herman van Hooff opdracht om 'Eene Kaarte te formeeren van het terrein tusschen Nij megen, de Rivier de Whaal op, en de Rijn af, over Arnhem, langs den IJssel, over Doesburg, Zutphen, Deventer, Zwolle en Campen, tot aan Zwarte-Sluis, met de situatie daar annex, bijzonderlijk de ge- fortificeerde Steeden en Forten, Rivieren, Watergangen, Dijken en Sluijzen'. Van Hooff is ruim vijf jaar met het op meten en tekenen van de kaarten bezig geweest. Het gebied dat hij karteerde bestond uit de rivieren en een strook land aan weerszijde ervan. De breedte van die strook wisselde, meestal bedroeg hij ongeveer één uur gaans, zo'n vijf kilo meter dus. In februari 1 779 kon hij het resultaat van zijn arbeid, een kaart met een omvang van maar liefst 630 x 270 centimeter, aan de Raad van State toe zenden. Drie jaar later was ook het nette exemplaar van de kaart gereed. Hij te kende dit met hulp van de extraordinaris ingenieurs M.A. Snoeck en J.A. van Res teren. Op 26 februari 1782 overhandigde hij deze 'Caart van een gedeelte der Whaalstroom, gedeelte van de rivier den Rhijn en den geheelen IJsselstroom met de situatie daar annex' aan de Raad van State. Zowel deze nette kaart als de eer der genoemde brouillonkaart bevinden zich nu in het Nationaal Archief.1 Zijn werk moet in de smaak gevallen zijn, want de Raad gaf hem direct na ontvangst van de nette kaart opdracht nog een tweede exemplaar te vervaardigen. Ditmaal moesten de bladen een dusda nig formaat hebben dat zij in een atlas konden worden opgenomen. Zij moesten daar echter ook weer uitgenomen kun nen worden om ze desgewenst aaneen te kunnen voegen. Dit exemplaar was al in oktober 1783 gereed. De bladen van de ze tweede nette kaart maken nu deel uit van de Hottinger atlas van de Graafschap Zutphen, Overijssel, Zuidoost Drenthe en Westerwolde, zoals die in de door de Drentse Historische Vereniging uit te ge ven atlas zullen worden opgenomen. De kartering van de Graafschap Het gebied ten oosten van de IJssel is in de loop der eeuwen herhaaldelijk het toneel van strijd geweest. Veel meer dan het westen van ons land heeft het in het verleden geleden onder invallen van vijandelijke legers, van belegeringen van vestingsteden en van verwoestingen op het platteland. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog heeft Holland alleen in de begin periode te maken gehad met Spaanse in vallen. In Oost-Nederland daarentegen, is tijdens deze oorlog tot eind twintiger ja ren van de zeventiende eeuw gevochten. Later in die eeuw heeft het gebied ook nog twee Munsterse en een Franse inval te verduren gehad. Voor de verdediging van de Republiek hadden deze delen van Overijssel en Gelderland een grote strate gische waarde. Betrouwbare kaarten van het gebied waren voor de legerleiding dan ook van groot belang. De Raad van State gaf daarom in 1 785 de ervaren ingenieur J.F. Wollant opdracht de Graafschap en het oosten van Overijs sel in kaart te brengen. Hij moest zijn kaarten op de door van Van Hooff ver vaardigde rivierkaarten laten aansluiten. Na een jaar alleen aan het werk te zijn geweest kreeg hij versterking. In maart 1 786 werd extraordinaris ingenieur M.A. Snoeck bij de werkzaamheden inge schakeld en in het voorjaar 1 787 kwam ook extraordinaris ingenieur H.J. van der Wijck de gelederen versterken. Zonder problemen verliepen de terrein opnames niet. De ingenieurs werden door de inwoners van de streken waar zij hun werkzaamheden moesten verrichten soms zeer onvriendelijk bejegend. Zo

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2002 | | pagina 23