arbeidsbemiddeling uit winstoogmerk'.
In Schiedam werd in 1902 de eerste Ar
beidsbeurs geopend.
Al gauw kregen de arbeidsbeurzen het
imago van 'wat aan de beurs komt, is niet
het beste'. De band met sociale zaken
bezorgde de arbeidsbeurs het stempel
van 'orgaan voor werklozen',
in Zutphen opende de arbeidsbeurs in
oktober 1917 haar deuren, onder leiding
van de heer J.Nuesell. Na korte tijd werk
zaam geweest te zijn als directeur over
leed J.Nuesell al in januari 1918.
1 februari 1918 werd Ezerman tot direc
teur benoemd, tegen een jaarwedde van
fl.2000,-.
Deze toch wel moeilijke start van de
beurs had tot gevolg dat o.a. de admini
stratie niet goed liep.
Er werd ook een commissie van toezicht
in het leven geroepen. Deze wist in 1918
o.a. te melden in een gemeenteverslag dat
er 1 werkloze mijnwerker was, die ook in
1919 nog vermeldt wordt. In 1920 is het
mijnwezen in Zutphen blijkbaar weer op
gebloeid, want de mijnwerker is verdwe
nen uit de statistieken van de beurs.
Overigens bestond het personeel van de
beurs uit de directeur en een losse klerk.
Bij het woord 'beurs' denken we al gauw
aan iets grootschaligs maar dat is hier niet
aan de orde. De beurs opereert vanuit het
kantoor van de directeur, aan de Oude
Wand no.14. Blijkbaar was de ruimte
nogal beperkt want in 1918 meldt de
commissie van toezicht'De inrichting is
door het ontbreken van een wachtlokaal
geheel onvoldoende; evenwel zijn reeds
voorstellen gedaan om de inrichting in
een gemeentegebouw onder te brengen'.
In 1920 verhuist de beurs naar een pand
aan de Kolenstraat no.18. Maar ook daar
is het niet ideaal. De commissie meldt in
1920 :'Een euvel is dat het gebruik der
telefoon in hooge mate wordt belemmerd
door een tegenover gelegen smederij. De
smalle straat en het doorlopend gehamer
maken de telefoon dikwijls onverstaan
baar en sluiten rustig werken vrijwel uit'.
Dit verhindert echter niet dat in 1920 de ar
beidsbeurs districtsbeurs wordt, zodat vrij
wel de gehele Graafschap en Achterhoek
'onder' Zutphen vallen. De commissie van
toezicht beklaagt zich echter voortdurend
over het gebrek aan resultaat. In 1924 deelt
ze mee /Ontegenzeggelijk wordt door
de Heeren werkgevers nog veel te weinig
gebruik gemaakt van de arbeidsbeurs
vermoedelijk doordat in een kleine plaats
als Zutphen het vrijkomen van een plaats
terstond bekend is en de gegadigden zich
terstond rechtstreeks aanmelden'.
In 1924 is Ezerman langdurig ziek en
wordt hij vervangen door een ambtenaar
van de gemeentesecretarie.
Nadat hij zijn taken weer opneemt wor
den er 'voor reclame 1000 vloeibladen
in de gemeente en het district verspreid,
terwijl op de in mei 1925 gehouden ten
toonstellingvan Handel en Nijverheid
een stand werd bezet door de arbeids
beurs en de gevraagde inlichtingen wer
den verstrekt'.
Ter bestrijding van de werkloosheid waren
er in Zutphen ook projecten voor werk
verschaffing. Dit hield in 1928 o.a. in 'Het
kloppen van klinkerpuin, niet gesubsidieerd
door het Rijk, en het vervoer van zand, tot
ophooging van het voormalige Coenen-
park, wel gesubsidieerd door het Rijk.
Zoals reeds bleek uit het woord ter nage
dachtenis na het overlijden van Ezerman,
kende de beurs een moeizaam bestaan.
Dat weerhield hem er echter niet van
zijn taken 'nauwgezet en vol ijver te ver
richten.
Zijn overlijden kwam onverwacht. In
een gemeenteverslag uit 1929 staat
'De voorzitter van de commissie van
toezicht op de arbeidsbeurs opende
deze vergadering met een woord ter
nagedachtenis aan wijlen den directeur,
den heer H.A.Ezerman, wiens plotseling
verscheiden een groot verlies bracht. De
heer Ezerman had zijn werk steeds met
nauwgezetheid en veel ijver verricht,
ondanks de nog weinige medewerking
van de zijde der werkgevers, zoodat de
beurs nog niet geheel en al aan haar doel
kon beantwoorden. De voorzitter zei dan
ook, dat de nagedachtenis aan den heer
Ezerman bij de commissie, die zoo vele
jaren nauw met hem had samengewerkt,
in groote eere zal blijven'.