over het functioneren van de opzichter, dhr.v.d.Linde. De kolonel was blijkbaar niet tevreden met deze opzichter. Hij doet zijn beklag bij Ezerman en die antwoordt de kolonel op 6 juni 1911 als volgt 'Uw voortdurende klachten over v.d.Linde geven mij aanleiding U hiermee te doen toekomen a.informatie van den gemeentearchitect van Goes en b.lijst der rangnummers van het afgelegd examen. Bovendien was v.d.Linde mij sterk aanbe- voolen door mijn zwager de Jong, archi tect te Utrecht'. 'Het rangnummer 4 mag zeker als een bewijs gelden van zijn bekwaamheid en de twee aanbevelingen voor zijn betrouwbaarheid. U ziet dat ik niet lichtvaardig mijn vertrouwen schonk. Ik moet er bijvoegen dat ik gedurende de uitvoering van het werk steeds tevreden geweest ben om zijn ijver en toewijding al moet ik sterk afkeuren zijn lompe han delwijze tegenover mevrouw uw echtge- noote en toegeven dat het geen plezierig mensch was in den omgang'. Het vervolg van deze brief geeft ook een prachtige, misschien pijnlijke beschrij ving door Ezerman van het reilen en zei len in een kleine gemeenschap. 'Het is U natuurlijk bekend dat vooral in kleine plaatsen achter iemands rug sterk wordt gepraat en gelasterd wordt en ik ben niet gewoon hiervan veel notitie te nemen nu evenwel een zoo hoog geplaatst persoon als U hier telkenmale over schrijft moet ik wel aannemen dat deze geruchten eenigen vasten vorm heb ben aangenomen en verzoek ik U beleefd mij feiten en personen te noemen, Het komt dikwijls voor dat door den opzich ter berispte of weggezonden werklieden uit wraak allerlei praatjes rondstrooien die uw attentie niet verdienen'. Ezerman sluit deze brief af met een tekst waaruit blijkt dat hij wel duidelijk voor zijn mening uitkwam 'leder heeft zijn gebreken zoo ook v.d.Linde evenwel is uw vernietigend oordeel van hem onbillijk en acht ik mij verplicht zijn partij te nemen totdat U mij feiten en perso nen hebt genoemd welke mij overtuigen dat mijn vertrouwen misplaatst is geweest'. Deze kwestie is in november 1911 blijk baar nog niet naar tevredenheid opgelost. De kolonel komt er weer op terug. Ezerman antwoordt hem op 5 november 'Wanneer ik iets zeg of heb gezegd ten gunste van deze opzichter of de aannemer dan bedoel ik hier niet mede dat ik hun ideale persoonlijkheden vindt of dat zij de volmaaktheid ook maar enigszins naderen maar bedoel ik slechts dat zij, gezien de zeer vele slechte aannemers en opzichters, tot de goeden gerekend moeten worden'. Overigens beklaagt de kolonel zich ook over het ontbreken van een rioolputje in de benedengang voor afvoer van schrobwater. Ezerman legt uit waarom i'Mag ik U hier bij opmerken dat van schrobwater in den gang eigentlijk geen .sprake moest zijn marmeren vloeren moeten slechts bij hooge uitzondering geschrobd worden en zoo droog mogelijk en kort worden opgedweild. Wanneer marmer veel ge schrobd wordt kunnen de steenen nooit opdrogen, aangezien de wateropname van marmer zeer beduidend is vandaar waarschijnlijk dat dezen nog steeds niet mooi zijn'. Het huis wordt opgeleverd en de we gen van de kolonel en Ezerman schei den zich. Werk in Zutphen Via speurwerk in allerlei archieven kon nog een lijst samengesteld worden van Ezermans bouw-, verbouw- en restaura tiewerkzaamheden, die niet pretendeert volledig te zijn: 1890 -1918 restauratie Waiburgiskerk met dr. P.J.H.Cuypers als adviseur 1897 bouw van het Ruitershofje aan de Berkeisingel 1900 Groenmarkt 11pakhuis en winkel 1900 Beukerstraat 46 1903 Turfstraat 32,hoek Oude Wand 1905 Houtmarkt 63-65 1908 vergroting Oude Vrouwenhuis der Hervormde Gemeente,daarna Dia coniehofje genaamd. 1908 Kuiperstraat 42,bouw garage Brïnk- mann en Niemeijer 1909 Zaadmarkt,automobielstalling en uitpakkamer Hotel du Soleil

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2002 | | pagina 17