80
ling voor de Zutphense Latijnse school
omdat men er op ging vertrouwen dat de
Zutphense school uitstekend voorbereid
de op de academische studie. Ontstel
lend is het wel als we bedenken dat de
plannen van Biber uit 1619 eerst in 1644
in druk verschenen en daarna tot 1782
in nagenoeg ongewijzigde vorm bleven
bestaan.
De toch vrij geringe interesse waarmee
van overheidswege het onderwijs werd
bediend leidde er toe dat er in het be
gin van de 19e eeuw in Zutphen een
grote variëteit aan onderwijsvormen
werd gevonden die van lieverlede uit
het particulier initiatief waren ontstaan
maar waardoor ieder wel kon vinden
wat hij zocht. Daaronder bevond zich
de Latijnse School -na de Hervorming
stedelijke instelling geworden- met als
Scholarchen (toezichthouders) twee leden
uit de vroedschap en de beide oudste
predikanten.
Omdat sinds de 18e eeuw de belangstel
ling voor de natuurwetenschappen sterk
toenam onder invloed van ontdekkingen
en technische vooruitgang daalde de
maatschappelijke vraag naar de klassieke
vorming en groeide de interesse voor de
zich ontwikkelende natuurwetenschap
pen en techniek. Terwijl echter alom
werd ingezien dat ook vakken als Frans
en wiskunde van belang waren, behield
de Zutphense Latijnse school grosso mo-
do toch haar zuiver klassieke karakter tot
in de 19e eeuw, waardoor de belangstel
ling tot het volgen van dit onderwijs zo
afnam dat zich in 1815 nog slechts één
student aanmeldde.
Rond 1812 telde de stad dan ook maar
liefst elf scholen waar ondermeer Ne
derduits werd onderwezen. Voor Frans
kon men terecht op zes instituten en
de oud-officier der genie Woestenberg
gaf les in wiskunde. Een haast dodelijk
oordeel over de Latijnse School komt tot
uiting in een 'confidentioneel' schrijven
van de Curatoren aan de Commissie voor
de Latijnse Scholen uit juni 1816 waarin
men leest: "Onze scholen bestaan geheel
niet meer, nog slechts één discipel is ove
rig, onze Rector (Petrus de Grient Deux)
is sedert geruimen tijd (1813) overleden
de Conrector (Petrus Koyman is een man
van hooge jaaren, aan wien reeds lang
pensioen is toegezegd,.... het locaal (de
Latijnse School aan de Rosmolensteeg)
is gedeeltelijk tot militaire inrichtingen
gebruikt en moet aanmerkelijk hersteld
worden, in één woord alles is te schep
pen."
Met dat 'scheppen' tot een nieuwe si
tuatie was men na het herstel van de
onafhankelijkheid sinds oktober 1814 al
bezig geweest. Op voorstel van Zutphens
Burgemeester waren er door de Gouver
neur der Provincie namelijk al plannen
gemaakt tot instelling van een College
van Curatoren bestaande uit H.J.Op ten
Noort, E.L.van Heeckeren en de Zutphen
se geneesheer Jacob Vosmaer voor de
oprichting van een Instituut voor Opvoe
ding en Onderwijs'. Gedacht werd aan
een fusie van de Latijnse school met de
Fransche school van de heer L.André die
alvast maar een in zwierig Frans gestelde
memorie had ingediend. Het liep anders!
Behoudend
De Grondwet van 1815 bracht als spre
kend specimen van gekoesterde behoud
zucht natuurlijk weinig vernieuwends,
want aan de reorganisatiecommissie
werd verzocht;
"in het oog te houden wat eensdeels de
geest van den Nederlandschen landaard
en deszelfs gehechtheid aan de oude in
stellingen kan vorderenmaar ook ten an
derenwelk voordeel in de gedeeltelijke
navolging der maatregelen van lateren tijd
zoude gelegen zijn."
Tot die gevolgde maatregelen van lateren
tijd behoorde ook de betrekking tussen
de hogeschool en de hervormde kerk,
terwijl het uitgebreide Latijn, dat sinds de
18e eeuw al geen academische voertaal
meer was ook nog een eeuw lang tot
schade van het onderwijs werd meege
sleept.
Artikel 10 van het Koninklijk Besluit van
2 augustus 1815 bepaalde: "De kundig
heden in welke voortaan op de Latijnsche
Scholen, behalve de oude talen, onder
wijs zal gegeven moeten worden zijn: