In dat systeem voegt zich een rollenpa troon waarbij mannen en vrouwen een verschillend leven leiden, met als ge volg een verschil in relatie tot maat schappelijke verhoudingen. Het is een verschijnsel dat mondiaal waarneem baar is. Significant is in deze bijvoorbeeld dat de vrouwelijke helft van de wereldbe volking nog geen 20% van alle jaarin komens ontvangt en minder dan 5% van alle eigendommen bezit. Het per centage analfabeten is onder de vrou wen echter het grootst. Hoewel vrouwen statistisch bezien een hogere leeftijd bereiken dan mannen, wil dit nog niet zeggen, dat hun ge zondheid en levenscondities beter zou den zijn. Bekend is ook de voorkeur voor jongens, de stamhouders, bij het nakomelingschap, die nog steeds in veel culturen leeft. Ook onder de miljoenen ondervoeden in onze 'derde' wereld is de toestand van de vrouw gewoonlijk slechter dan die van de man. De vrouwen worden bovendien ichamelijk extra belast door opeenvol gende zwangerschappen en zoogperio- des. Gebrek aan kennis en beschikbaarheid van goede voorlichting vormen daar bovendien tot op heden nog steeds een ernstige bedreiging voor de gezondheid van de vrouw. DEMOCRATIE Dat er dan ook bij ons pas geleidelijk discussie over het 'vraagstuk' man ver sus vrouw zou ontstaan is niet verwon derlijk. Bestuurlijk waren het daarbij vooral de vrijzinnig democratische libe ralen en de socialisten die de ideologie van de individualistische 'mannenpoli- tiek' ter discussie stelden. Met name de sociale wetgeving die voortkwam uit de grondwet van 1848 gaf daartoe de impulsen. Het begon in 1 874 met het z.g. Kinderwetje-van Houten dat paal en perk stelde aan de ongelimiteerde kinderarbeid in fabrie ken en bedrijven. Vijftien jaar later, in 1879, stelde de wet beperkende bepa- ingen voor de arbeid van de vrouw en jeugdige personen. Die wet werd in 1910 door de toenmalige minister Talma verder aangescherpt door de ar beidsdag voor de vrouw te limiteren tot 10 werkuren en de werkweek tot 58 uur. De arbeidstijd voor mannen bleef echter geheel vrij. Eerst in 1919 kwam er een wet die gold voor alle arbeid die verricht werd in ondernemingen. De werktijden werden andermaal aangepast en gesteld op 8 uur per dag en 45 uur per week, maar van ondernemerszijde werd aange stuurd op een wijziging die in 1922 tot stand kwam: een werkdag duurde maxi maal 8,5 uur en de werkweek 48 uur. Lange tijd waren deze bepalingen hierna geen punt meer bij de onderhan delingen over loon en werk. Dat kan niet gezegd worden van de hoogte der betalingen, die vooral na de 1e Wereld oorlog element van discussie werden. Zeer lang werd ervan uitgegaan dat de overheid niet diende in te grijpen in de discussie van werk en beloning. Het Prof. Dr Johanna Westerdijk, de eerste vrouwelijke hoogleraar

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2002 | | pagina 6