Jan Nieland
Op 22 januari 1894 verscheen in de zeer liberale Zutphense Courant een
opzienbarende uitgebreide ingezonden brief die afkomstig was van Aletta Jacobs.
Deze werd door de redactie onverkort opgenomen. De redactie reageerde aldus:
Wij ontvingen het volgende adres aan de
"Vrouwen van Nederland" tot haar ge
richt door Mevr. Dr. H. Aletta Jacobs met
verzoek daaraan ook door ons blad publi
citeit te verlenen.
"De gezondheid van een groot aantal
jonge meisjes wordt, naar vele winkeliers
beweren, zo heet het in het direct tot
onze dames gerichte stuk - aan door U
gestelde onredelijke eischen
opgeofferd.Volgens dat beweren name
lijk, zoudt Gij verlangen dat bij Uw
binnentreden van een winkel het bedie
nend personeel U staande ontvangt.
Om nu zeker te zijn, dat aan dit verlan
gen wordt voldaan plaatst de winkelier
eenvoudig geen stoelen of bankjes achter
de toonbank. Zoodoende is het personeel
wel verplicht om gedurende den tijd dat
de winkel geopend blijft, voortdurend
"op de been" te zijn. Dankzij dezen
maatregel moet een groot aantal winkel
meisjes, behoudens de zeer beperkte tijd,
die voor het gebruik van maaltijden
wordttoegestaan, dagelijks 12 tot 14 uren
staande doorbrengen.
Hoe nadelig dit is voor het vrouwelijk li
chaam blijkt hieruit dat sommige inspec
teurs van het Geneeskundig Staatstoe
zicht bij den minister erop hebben aange
drongen, dat aan onderwijzeressen - die
gewoonlijk slechts vijf uren per dag les
geven op deschool en dan nog met een
rusttijd van twee uren daartusschen - de
gelegenheid zou worden gegeven om ge
durende de lesuren te kunnen zitten.
En zo gij wilt weten, welke de ernstige
gevolgen zijn van het onmatig lang
achtereen blijven staan van vrouwen,
raadpleeg dan eens Uw geneesheer. Sedert
mijne vestiging hier ter stede heb ik her
haaldelijk patiënten gehad die ten ge
volge van het langdurig achtereen staan,
hun gezondheid en levenslust voor altijd
zagen verwoest.
Hoezeer dit gevaar door de winkelmeis
jes zelve wordt gevoeld moge blijken uit
het schrijven dat mij voor enigen tijd
werd toegezonden.Het luidde:
"Hooggeachte Mevrouw
Door dezen komen tot U de vrouwen en
meisjes wier roeping het is om van den
morgens acht uur tot des avonds negen of
elf uur de menschen te bedienen, die in
de verschillende winkels iets wenschen te
kopen. Wij zijn verplicht om altijd te
staan, met uitzondering van de half-uren
gedurende welke wij iets moeten gebrui
ken. Voor andere menschen is het een ge
not zich een oogenblik te kunnen bewe
gen wanneer die menschen een langen
tijd hebben stil gezeten, maar voor ons,
hoe moede en afgemat we ook zijn, is het
een genot om na het lange staan nog eens
even heen en weer te kunnen lopen.
Vooral dan, wanneer wij in de periode
zijn welke wij niet nader hoeven te dui
den, is het voor ons, althans voor de
meesten eene ware kwelling en er zijn
weinigen onder ons die niet lijden aan
de door U maar al te goed bekende kwa
len. Natuurlijk zullen vele winkeljuffrou
wen op Uwe eventueel daartoe gestelde
vraag niet altijd openhartig durven ant
woorden, want hun bestaan is ermede ge
moeid.
Aletta^s licht straalde ook in in Zutphen