een kleine omzet en kapitaalgebrek, en dus alleen uit te voeren bij concentratie. 3e Verhoging van de broodprijs. Het maat schappelijk belang vereist echter een goed product en een redelijke prijs, maar wel een prijs die tevens leidt tot een behoorlijke kostwinning in de bedrijfstak waarvan men profiteert. Prijsverhoging acht men echter onmogelijk omdat vergelijkingen van de broodprijs met steden elders in het land hebben uitgewe zen dat Zutphen daarin met een bedrag van 16 cent per kg gebuild melkbrood en 12 cent per kg voor gebuild waterbrood tot de duurste gemeenten gerekend moet wor den. Verdere verhoging van de broodprijs zou dus onherroepelijk gaan leiden tot in voer van grote hoeveelheden uit b.v. De venter en Amersfoort. Hoewel er nog wel enige rek zou zitten in de plaatselijk lage prijs van het klein-brood is hiervan echter ook weinig te verwachten in verband met de felle concurrentie van de beide stedelijke broodfabrieken. Deze worden door de plaatselijke bakkers gezien met de ogen van de werkstaker die neerziet op een onderkruiper, omdat zij vinden dat zij op onrechtmatige wijze van hun plaats verdrongen werden. 4e De enig haalbare methode van sane ring zou mogelijk zijn via de weg van de uitsterving, wanneer bij het overlijden van de patroon zijn omzet op de collega's zou overgaan, maar ook die weg zal weinig kans maken, door de structuur van het bak kersvak. In deze bedrijfstak is het onderscheid tus sen de patroon en de gezel zeer klein. De 52 patroons van de particuliere broodbak kerijen hebben 55 inwonende gezellen (waarvan 2 boven 26 jaar) en 4 uitwo nende (waarvan 3 boven 26 jaar) en 9 voornamelijk kleine loopjongens. Hoewel de gezellen allen hopen te zijner tijd een "eiges baas" te worden blijkt dat veel patroons uit het enkelbedrijf in een fi nancieel gunstiger positie zouden verkeren als zij een goed beloond gezel zouden zijn. Patroons met een behoorlijke verdienste zijn verre in de minderheid. Het boekhouden - een eerste vereiste voor wie een zaak drijft - is voor veel bakkers 69 een terra incognita en het schrijven gaat bij velen met grote moeilijkheden gepaard. Oorzaak is de levensloop van de ge middelde bakker. Jongens van circa 14 jaar - vaak afkomstig van het platteland, die uit de kost moeten van vaak armelijke ouders, verhuren zich aan een bakker met kost, in woning en bewassing tegen een jaarloon van ongeveer f 30,- Dat is een relatief hoog loon en een lokmiddel om in het vak te gaan. ARBEIDSTIJDEN Daartegenover staat dat er lang moet wor den gewerkt: Gemiddeld ongeveer 86 uur per week, hetgeen betekent dat er weinig vrije tijd is en geen tijd voor ontwikkeling. De meeste patroons komen voort uit de gezellen, en anderen zijn zoons van de patroons die dus ook reeds vroeg bij een vak komen dat weinig aanleiding en mo gelijkheid biedt tot scholing. Het gemis aan toekomstmogelijkheden leidt ertoe dat veel gezellen na enige ja ren naar Holland trekken met kans op een betere beloning, anderen zoeken plaatselijk een andere baan, weinigen gaan werken bij de broodfabriek en slechts enkelen nemen een zaak over of zetten een nieuwe op. Dat de volledige afhankelijkheid van de inwonende gezel ten opzichte van de pa troon, speciaal voor de wat ouderen, verre van aangenaam is behoeft geen ver klaring. De gezel is eigenlijk nooit vrij en ook zijn "behuizing" is vaak ondermaats. Twee gezellen die in een bed moeten sla pen is meer regel dan uitzondering en het wisselen van bedgenoot bij het wisselen van personeel is ook niet begeerlijk naar het schijnt. De arbeidsduur is bovenmate lang en kan gezien worden als een product van de omstandigheden. Slechts bij één bakker werd minder dan 80 uur per week ge werkt. Uitzondering was een werkgever die een record-werkweek van 100 uur boekte, en dus gemiddelde van 16,5 uur per etmaal had. Regel was echter 82 tot 92 uur per week. Of bijna veertien en een half uur per etmaal. In aanmerking moet daarbij worden geno- Slechts enkele patroons hadden die hulp Bakken en stoken geschiedt in dezelfde ruimte. De oven wordt voor het bakken uitgehaald en schoongemaakt.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2002 | | pagina 23