66
Jan Nieland
In Zutphen werden rond 1900 enige onderzoeken gedaan naar de
arbeidsomstandigheden in verschillende beroepen. Het initiatief ging uit van de
Vrijzinnig Democraten die de verbetering van de arbeidsomstandigheden hoog in
het vaandel droegen.
Op 25 februari 1903 sprak de toenmalige
confessionele minister-president dr. Abra
ham Kuyper in de Tweede Kamer der Sta
ten Generaal: "Op de hervorming van onze
sociale toestanden blijven én de Regering
én de Kamer onveranderlijk aansturen."
Het zijn woorden die staan in het teken
van de sociale wetgeving. Die was al jaren
een twistpunt in de landelijke politieke ver
houdingen en nam daarbij steeds scherper
vormen aan.
Het in 1901 gevallen liberale kabinet Pier-
son had dan ook al verschillende wetten
ingediend ter regeling van de arbeidsver
houdingen, maar het kabinet Kuyper had
die weer ingetrokken. Hoe rijmt dat dan?
Niet zo moeilijk die analyse, want Kuyper
had als kamerlid reeds talloze vooruitstre
vende ideeën gelanceerd met het doel de
opkomende SDAP de wind uit de zeilen te
nemen. Toen hij na 1901 echter als premier
voor zijn eertijds gepropageerde uitspraken
kwam te staan faalde hij echter bij de uit
voering ervan.
Eind januari 1903 stond hij in die functie
immers tegenover het spoorwegpersoneel
dat werk weigerde en zich solidair had be
toond met de stakende havenarbeiders in
Amsterdam.
Ook verschenen in toenemende mate rap
porten die repten van wantoestanden bij de
te verrichten arbeid door werknemers. Kuy-
pers woorden waren dus niets anders dan
een poging tot het gooien van olie op de
woelige golven van die dagen. De be
doelde uiteindelijke reactie -met de botte
bijl- volgde spoedig daarop bij het aanne
men van de zogenaamde "worgwet", een
anti-stakingswet, die alle overheids- en
semi-overheidspersoneel een stakingsver
bod oplegde.
Omdat de arbeidsverhoudingen in nage
noeg alle beroepen dringend aan een gron
dige herbezinning dienden te worden
onderworpen, was al in 1900 de Haagse
Kamer van Arbeid voor de Voedings- en
Genotmiddelen een breed opgezet onder
zoek gestart naar de arbeidstoestanden in
verschillende bedrijven.
Ook in Zutphen ging daarna een commis
sie aan het werk om de bedoelde cijfers
wetenschappelijk verantwoord te verzame
len. Onderzoekers waren naast de plaatse
lijke vertegenwoordigers van de Alge-
meene Arbeidersvereeniging, het Neder-
landsch Werkliedenverbond, de Sint Joseph
Vereeniging, de Vrijzinnig Democratische
Vereeniging Zutphen alsmede enige toege
voegde deskundige afgevaardigden, zodat
alle standen en richtingen vertegenwoor
digd waren, hetgeen van meetaf de bedoe
ling was geweest.
Het was exact de manier die overeenkwam
met hetgeen minister Kuyper stelde in zijn
memorie van antwoord op 23 januari 1903
naar aanleiding van de eerste uitkomsten
van een eerder onderzoek "Het ligt in de
bedoeling om, ten aanzien van de wetsont
werpen die punten van sociaal-economi
sche wetgeving betreffen, voorlichting te
zoeken bij deskundige personen en com-
missieën."
De Zutphense commissie besloot nu in ge
zamenlijk overleg het eerst een onderzoek
MODERNE MENSCHENETERS