Wie spelen de hoofdrol? Tot zover in het kort het verhaal uit het dagboek van Van Lennep. Vraag is of er nog andere factoren op de achtergrond meespeelden. Wie waren de medici die een rol speelden in dit conflict? J.G. Rosenstein had in januari 1822 in Marburg zijn bul gehaald als doctor medi cinae. Op 7 oktober van hetzelfde jaar kreeg hij die bevoegdheid voor Nederland aan de universiteit van Leiden. Ongetwij feld dateert zijn relatie met Capadoce uit die periode. Veel is er verder niet over hem bekend. Hij komt ook voor op de le denlijst van de Groote of Oranje Sociëteit. In ieder geval is wel duidelijk, dat hij zich vrij recent in Zutphen had gevestigd. Hij had niet veel tijd verloren laten gaan om ruzie te maken met "dokter S." Dokter S. En wie was de man, die door Van Lennep terughoudend als "dokter S." werd aange duid? Volgens de lijst van geneeskundi gen, zoals die jaarlijks in het Provinciaal Blad van Gelderland werd vermeld, was er in 1823 maar één "dokter S." en wel de doctor medicinae Frederik Stork. Over hem weten we veel meer. Frederik Stork werd in 1 778 in Oldenzaal geboren. Op 26 maart 1 799 studeerde hij in Groningen af als doctor medicinae en vestigde zich in Zutphen. Op 25 maart 1802 werd hij benoemd tot stadsmedici- nae doctor als opvolger van de in januari van dat jaar overleden stadsmedicus Justi- nus Tengbergen. Als stadsmedicinae doc tor trad hij ook op als behandelend ge neesheer voor de patiënten die in het Oude en Nieuwe Gasthuis werden opge nomen. In 1804 trouwde hij met Johanna Georgia Maria Theresia Maus von Kohier, 26 jaar oud, geboren te Vierlingsbeek, weduwe van Cornelis Hendrik Craan. Kennelijk een goede partij, want vier jaar later bleek zij mede-erfgenaam te zijn van het kasteel te Heumen. Zutphen was wel wat laat In 1804 verscheen er een verordening van het Staatsbewind omtrent het Ge neeskundig Onderzoek en Toevoorzicht in de Bataafsche Republiek. In gemeenten waar vier of meer medicinae doctores waren gevestigd werd het toezicht op de medische beroepsuitoefening overgehe veld naar de Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht. Deze com missies moesten rapporteren aan de De partementale Commissie van Geneeskun dig Onderzoek en Toevoorzicht en die moesten weer verslag uitbrengen aan het Staatsbewind. Deze commissies moesten de bevoegdheden van de beroepsbeoefe naren controleren, kwakzalverij bestrij den, apothekers "visiteren", rapporteren over besmettelijke ziekten, enz. De rege ling kende drie bevoegdheden: genees kundige, heelmeester (chirurgijn) en vroedmeester. Je kon met één bevoegdheid aan de slag, maar velen hadden twee of drie bevoegd heden: genees-, heel- en verloskundige. Of er sprake is geweest van een stille sa botage tegen de Franse bezetting is niet duidelijk, maar in ieder geval werd in Zutphen pas in 1816 een Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoor zicht benoemd. In 1818 kwam er een nieuwe regeling, gebaseerd op die van 1804: de Departementale commissie werd Provinciale Commissie. Verder bleef alles bij het oude. Frederik Stork Wie werd voorzitter van de Plaatselijke Commissie in Zutphen? Uiteraard de stadsmedicus Frederik Stork! Men zou verwachten, dat het optreden van kwak zalver Van der Lee in de annalen van de Commissie van Geneeskundig Toevoor zicht zou worden vermeld, maar helaas - de notulen van 181 7 tot 1832 ontbreken. Stork liet zich trouwens ook niet veel ge legen liggen aan de commissie, waarvan hij voorzitter was. Dat bleek duidelijk in de jaren 1835-1845. Andere commissie leden protesteerden dat de president zo vaak ontbrak op de vergadering. Uit de notulen blijkt, dat hij van 1835 tot 1840 zes maal aanwezig was geweest op de maandelijkse vergaderingen. In 1839 had de Provinciale Commissie zich beijverd 76

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2001 | | pagina 4