grote schuurdeuren) twee toegewende wit geschilderde steigerende paarden, zoals onder andere in Delden. Door alle geheimzinnigheden die er ook rondom de schimmel waren onststaan, werd het ros een belangrijke figuur in het land der Saksen, dat in de 14e eeuw in verbinding werd gebracht met de sage van de volksleiders Hengist f 488) en Horsa f 455), wier beider namen "Ros" betekenden en zonen waren van Wictgels. Volgens een overlevering uit de 9e eeuw zouden deze helden op uitnodiging van de Britse vorst Vortigers in zijn strijd te gen de Pieten en Scoten, omstreeks het jaar 450 te Bunde in de Kreis Herford met een leger van Angelen en Saksen tot deze legendarische tocht naar Engeland besloten hebben. Ze stichtten daar het koninkrijk Kent, welk latere graafschap nu nog het Saksische ros in zijn wapen voert, zijnde in rood een steigerend wit paard. Later aan het eind van de 15e eeuw schrijft K. Bote als auteur van de "Cronecken der Sassen" (Saksen-kroniek) hoe H. Bote in zijn "Werltchronik", geschreven tussen 1492 en 1518, het ros terug voert tot de sage rondom hertog Wittekind (Widukint), de tijdgenoot van Karei de Grote. Maar de eigenlijke stoot tot de juiste waardering van het paard kwam omstreeks 1500 van de Hamburgse theoloog Albert Kransh, die beweerde dat het heidense opperhoofd Wittekind een zwart springend paard op een wit veld zou hebben gevoerd, doch dat er een verandering optrad na zijn be kering en doop te Attigny in 785 waar door het een steigerend witte paard op een rood veld werd. Deze voorstelling van de paarden, het zwarte en het witte, kregen echter ook een plaats in twee van de drie velden van het gemeentewapen van Renkum. In 1925 verdween echter het zwarte ros uit dit schild, daar niet Wittekind, maar zijn nakomeling Waltbert daar gewoond zou hebben. In het wapen van de Landkreis Herford prijkt eveneens in wit het zwarte steigerende paard. De vermaardheid van Wittekind en zijn paard werd in het Saksische gebied zo groot dat het de verhalen over Hengist en Horsa op de tweede plaats deed belanden. Vooral in de omstreken van Enger (ten noorden van Bielefeld) leefde de gedachte aan Wittekind voort. Hier in Enger stierf hij op 6 januari 807 en staat in de Stiftkïr- che zijn graftombe. Rondom deze plaats vond men vroeger onder zwaar geboomte een zevental boerenhofsteden met groot vakwerk, die door zogenaamde "sattel- meyers" werden bewoond, die verplicht waren tot het steeds in gereedheid houden van een gezadeld rijpaard voor de lands heer. Ook dit gebruik wil men wel terug voeren tot de tijd van onze held Wittekind. Reeds vroeg vind men het witte ros in rood op oude Duitse wapenkaarten voor de kei zers uit het Saksische Huis (919-1002). Het wordt dan vooral toegedicht aan de stamvader Liudolf f866) en volgens de overlevering bezat ook de Welf Hendrik de Leeuw (1142 - 1180), zoon van Hend rik de Trotse, dit paard als embleem. Liudolf in 843 Hertog van Saksen; f 866 x Oda, dochter van Bil lung OttoHertog van Saksen 880; f 912 Hendrik I, Koning van Duitsland 919; f 936 Otto I de Grotein 936 Duits koning en keizer in 962; f 973 Otto If Duits koning in 961 en keizer in 967; f 983 Otto ill, Duits koning in 983 en keizer in 996; f 1002 WittekindHertog der Saksen f 6 januari 807 Wigbert, f vóór 834 Graaf Waltbert, f 890 31 i i i i i i i

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2001 | | pagina 9