Maar al deze verhalen over het Saksische
ros, hoe vermaard ook, zijn slechts een
verdichting voor legendarische en histori
sche helden uit de voor-heraldische tijd,
aangezien de wapens eerst omstreeks het
midden van de 12e eeuw zijn ontstaan.
Het land der Saksen was in de eerste helft
van de 12e eeuw in het bezit van de Wel-
fen gekomen, doch werd na de afzetting
van Hendrik de Leeuw in 1180 in tweeën
gedeeld. Het westelijk deel, het Hertog
dom Westfalen, kwam als leen aan Phi
lips, aartsbisschop van Keulen, en het
oostelijk deel kwam aan de Askanieër
Bernhard III, graaf van Anhalt. Het oor
spronkelijk allodiale bezit ontving Hend
rik de Leeuw echter terug, waarna zijn
kleinzoon Otto het Kind in 1235 de titel
Hertog van Brunswijk-Lüneburg kreeg.
Enkele eeuwen later, in de 14e eeuw, be
gonnen de Welfen, hunkerend naar het
verloren bezit, met hun aanspraak op dit
oude Saksische grondgebied. En om nu
deze aanspraak tegenover de askanieërs,
van wie Rudolf II in 1356 de keurvorste-
lijke waardigheid had ontvangen, symbo
lisch te bekrachtigen werd het springende
ros toegepast, waarvan de kleuren vanaf
de aanvang wit in rood zijn geweest.
Wat de vorm van het Saksische ros betreft,
hierin bestond nogal eens een verschil,
want het werd niet steeds op gelijke wijze
afgebeeld. Nu eens was de houding van
het paard stappend, dan weer springend
of steigerend. Maar na een geleidelijke
ontwikkeling ontstonden er tenslotte twee
hoofdvormen, namelijk een Neder-Saksi-
sche en een Westfaalse. Het Neder-Saksi-
sche bestaat uit een springend paard met
gestrekte flauw gebogen voorpoten en
naar achteren een neerhangende staart,
het Westfaalse is steigerend met gebogen
voorpoten en opgerichte staart.
Het dynastisch Saksen-embleem duikt het
eerst op in 1361 als helmteken in de zegels
van de hertogelijke broeders Albrecht II
en Johan uit de linie Brunswijk-Gruben-
hagen. Welke laatste in verbinding met
de kop van de Welfen leeuw. Ook ver
schijnt het sinds 1362 als helmentooi bij
Ernst uit de linie van Gottingen, en sedert
1369 bij die van Wolfenbuttel, waar
Magnus II de scepter zwaaide.
In het wapenboek van "Von den Ersten"
(ca 1380) is het ros voor het eerst in een
schild getekend. Het is daar dan een stap
pend, gezadeld en getoomd paard, terwijl
het helmteken een paardenkop met hals
opkomend uit een helmkroon vertoond.
Ligt er soms een verband tussen dat ge
zadelde en getoomde paard en dat van
de Sattelmeyers?
Vanaf deze tijd wordt de plaatsing van
het ros in een schild voortgezet, waarin
het nu eens stappend, dan weer sprin
gend, echter overwegend zonder zadel
en toom werd afgebeeld. Ook zijn het
een aantal plaatsen in Neder-Saksen die
het ros in hun wapens opnamen, zoals
Hardegsen, Wildemann en Wolfenbuttel.
Bij de hertogen van Brunswijk en Lüne-
burg wordt sedert de 15e eeuw het paard
in verbinding gebracht met het oudere
leeuwenschild, namelijk door het als
helmteken tussen blaashoorns de plaatsen.
Het vertoont alzo een rode zuil, getopt
32