Die brief stond vol lof over mij en deelde mee dat ik tot de kennissenkring van ver scheidene personen van aanzien be hoordezelfs tot die van de vrouw van maarschalk Vitry.27 Toen die naam viel werd mij een hartelijk en warm welkom bereid/ want mijnheer Du Buhat was een nabuur van mijnheer de maarschalkdie hem persoonlijk in dienst had genomen. Hij onthaalde mij, omhelsde me, maakte me deelgenoot van al zijn uitspattingen. Ik werd onmiddellijk zijn vertrouweling. Toen ik met het glas in de hand een lied aanhief en mijn drinkliederen zong, die verfijnder en geestiger waren dan die van de Hollandse soldaten, werd ik bijna aan beden, totdat hij mij op een dag, door de wijn verhit, honderdmaal ten overstaan van iedereen omhelsde en beloofde mij tot zijn vaandrig te maken - een ambt waarvoor een oomzegger van zijn vrouw hem nota bene 8000 francs had geboden!28 Naderhand besprak hij dat voorstel nog meermaals met mijop een bedachtzamer toon, en als ik had gewild, had ik het ambt voor minder dan 4[000] gekregen. Ik bedankte hem voor al zijn goede voornemens en zei hem dat ik hem ook zou laten bedanken door mijnheer en mevrouw De Vitry. Ik vertelde hem dat ik niet kon besluiten mijn ouders en mijn land in de steek te laten, waar ik na mijn reis een functie kon verwachten, en dat hij het mij dus niet moest kwalijk ne men dat ik de baan die hij mij zo vrien delijk aanbood, niet wilde aannemen.29 Hij bleef ongeveer zes weken in Zutphen, waarna hij ons verliet om terug te keren naar Frankrijk. Ikzelf bleef er bijna een jaar en studeerde er zo ijverig mogelijk in de wiskunde, waarin een Fransman die in die stad gevestigd was mij onderricht gaf.30 Met de nodige regelmaat brachten wij het geleerde in praktijk bij de bouw van de vestingwerken. Men was rond Zutphen op dat moment namelijk nieuwe fortificaties aan het aanleggen. In die stad lag toen een garnizoen van achttien a twintig compagnieën infanterie en vijf of zes compagnieën ruiterij.31 Een daarvan stond onder het bevel van een Frans edel man, schildknaap van mijnheer de prins van Oranje; een volle, gelijknamige neef van mijnheer de La Curée was daarin lui tenant.32 Deze de neef] was zo dom om afstand te doen van de mogelijkheid om zijn neef 1= La Curée zelf] op te vol gen en zich in diens provincie te vesti gen, waar hij zonder moeilijkheden als hugenoot zou kunnen leven; hij had na melijk een Hollands meisje van nogal goede komaf getrouwd. Hij zag hoeveel Noten: 27 Nicolas de l'Hospital, hertog van Vitry (1581-1644), maarschalk van Frankrijk. 28 De ambten in het leger werden verkocht; de officieren kregen er ook inkomsten uit omdat ze de soldij zelf moesten uitbetalen en daarop zeker in vredestijd gewoonlijk fors bespaarden, door minder soldaten aan te nemen dan een compagnie officieel be hoorde te tellen of door goedkoop in te ko pen. 29 Goulas' ouders waren al lang geleden overleden. Hij zal hier zijn 'vaderland' be doelen. 30 Als het om een Zutphens burger gaat, is het verleidelijk te denken aan de Waalse vluchteling Micheas Agache, die op 12 september 1612 door de Zutphense magi straat tot Frans schoolmeester werd aange steld, later gereformeerd ouderling werd, en op 5 oktober 1625 te Zutphen aan de pest stierf, 36 jaar oud (Consistorieboek). Hij kwam op 25 december 1612 met atte statie uit Leiden, waar hij op 30 juni 1599 aan de universiteit ingeschreven was, en in de vestingbouw kan hebben gestudeerd aan de Ingenieursopleiding die daar in 1600 werd gevestigd. Wiskunde leerde men vaak op de Franse school. Een gebo ren Fransman was Agache echter niet. Het zal dus veeleer om iemand uit legerkrin- gen zijn gegaan. 31 Naar schatting telde het garnizoen toen dus in totaal 2000 a 2500 soldaten, afhan kelijk van de precieze omvang van de compagnieën 32 La Curée was ongetwijfeld een nakomeling van Gilbert Filhet, sieur de La Curée (overl. 1564), een protestants militair die eerst gouverneur van Dieppe en later van Vendömois was; diens naamgenoot was in 1594 als militair in dienst van de Franse koning Hendrik IV, wellicht de hier ge noemde? Zie Dictionnaire de biographie fran^aise, XIII (Parijs, 1975), kol. 1330. 18

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2001 | | pagina 20