probeerd de tegenstander tot zijn eigen
geloof over te halen, maar desalniettemin
huldigde men in de praktijk van het dage
lijks leven een tolerante houding jegens
andersdenkenden.4
Vooral onder militairen was die tolerantie
een absolute noodzaak, wilde het leger
goed kunnen functioneren. De buiten
landse compagnieën werden immers al
lerminst op hun geloofsovertuiging aan
geworven. Ze omvatten vaak een groot
aantal niet-gereformeerden, met name ka
tholieken of lutheranen - daarom werden
in de vele vestingsteden ook al snel
kleine lutherse gemeenten gesticht. Een
en ander gold trouwens evengoed voor
de legermacht van andere landen. Zo
telde het Franse leger van Lodewijk XIV
dat in 1672 de Republiek binnenviel en
daar de katholieke eredienst moest her
stellen, een groot aantal gereformeerde
soldaten en officieren, die het daar soms
ook wel moeilijk mee hadden. Ook de
belijdend katholieke Goulas was zo'n
buitenbeentje. Hij was niet vanwege de
tolerantie naar de Republiek gekomen,
maar om er de krijgskunst te leren. Des
ondanks werd er ook door de officieren
van het garnizoen geleidelijk meer druk
op hem uitgeoefend om zich tot het gere
formeerde geloof te bekeren. Enkele be
kende apologetische werken die onder
hen circuleerden worden met name ge
noemd. Maar ook burgers wierven voor
de gereformeerde belijdenis. Zo horen we
van een groot 'tableau', dat door de gere
formeerde koopman bij wie Nicolas Gou
las was ingekwartierd in diens kamer was
opgehangen om hem ervan te overtuigen
dat het katholieke geloof verkeerd was en
het gereformeerde het enige ware. Uit
Goulas' nauwkeurige beschrijving, die hij
aan zijn dagboek zal hebben ontleend,
Noten:
4 Ik heb dat elders als de typisch Neder
landse 'omgangsoecumene' gekenschetst,
dat wil zeggen de religieuze neutraliteit
die in de publieke ruimte werd gehand
haafd om de onderlinge verhoudingen
leefbaar te houden. Zie Willem Frijhoff
Marijke Spies, 1650: Bevochten eendracht
(Den Haag, 1999), pp. 50-51.
*3
mOTtOT;
er
gezicht op Zutphen ca. 1625 (kopergravure)
13