Met een opvolger wilde het echter niet
vlot lukken. Op 1 februari zijn Jan
Willemsen Schipper en zijn vrouw in de
kerkenraadsvergadering binnen gestan-
den. Zij werden voorlopig op proef
geaccepteerd en voorgedragen aan de
magistraat. Twee dagen later werd hij
door de raad inderdaad op proef aange
steld. De week daarop kwam de benoe
ming van Jan Willemsen Schipper weer in
de kerkenraad ter sprake. De heren van
de magistraat waren door Ds. Damman
en Dirck Besierder op de hoogte gesteld.
Maar ook al was Jan Willemsen door
niemand minder dan Ds. Baudartius
voorgedragen, de heren zeiden, dat zij
niet inclineerden tot den persoon van Jan
Willemsen. Zij vroegen de kerkenraad
een bequamer persoon te zoeken. Was
die er niet, dan mocht de kerkenraad
voorlopig Jan Willemsen tijdelijk aanstel
len. De kerkenraad vond achteraf dat
Schedel dan ook nog wel even had
kunnen aanblijven! Jan Willemsen Schip
per kreeg te horen, dat een vaste aanstel
ling er niet in zat en vertrok uit de verga
dering. In de volgende vergaderingen
kwam de voordracht van een nieuwe
wezenvader verschillende keren ter
sprake. Uiteindelijk werd de zoon van
Vitken uit de Lange Hofstraat aan de
stadsbestuurders voorgedragen. De 28ste
februari 1637 laten Haar Ed(ele) zich ge
vallen 's Kerkenraads electie van Hendrik
Vitken en zijn vrouw tot Wezevader en
Moeder in 't nieuwe Vreemdelingen
Weeshuis8. Daarna zijn er tientallen jaren
lang geen problemen meer geweest over
de echtparen, die als wezenvader en
-moeder het weeshuis bestuurden.
Welke wezen worden opgenomen?
In deze periode werd de diaconie ge
confronteerd met een paar verzoeken tot
opname waar men toch wel problemen
mee had. Op 10 februari 1637 versche
nen twee soldatenvrouwen ter vergade
ring met het verzoek een jongsken
gebreckelick sinde (in) Den Boss
hebbende gelegen, ouderloos sindein
het weeshuis te willen opnemen.
De kerkenraad bepaalde, dat eerst een
onderzoek moest worden ingesteld of er
geen vrienden waren. Indien dit het geval
was moest het kind daar maar worden
ondergebracht.
In juli kwam er een vraag van Anne Joos-
tens, die haar neefje, een weeskind in het
weeshuis wilde onderbrengen. De
kerkenraad richtte een verzoek aan de
magistraat om er voor te zorgen, dat de
diaconie niet met uthemisse (uitheemse
van buiten Zutphen) kinderen beswaert
werde tot ruïne vant Nieuwe Weeshuys.
De raad bepaalde een paar dagen later,
dat er alleen kinderen in het weeshuis
mochten worden toegelaten, waarvan de
ouders in Zutphen hadden gewoond en
ook in de stad waren gestorven9.
Toch was men niet helemaal consequent.
In de maand november 1637 melden de
kerkenraadsverslagen, dat H. Hamer,
predikant tot Rynberck, al een paar brie
ven had geschreven aan de kerkenraad
om te bewerkstelligen, dat een vaderloos
kind, dat in Zutphen was geboren, hier in
het aermeweysehuys werd toegelaten.
Degene, die het kind begeleidde, bracht
vijftig rijksdaalders mee! En weer ging de
kerkenraad door de knieën: Den Kercken-
raet om andere gewichtige reden (welke?)
sonder dat het in consequentie soude
getrocken worden het kint aengenomen.
Maar Ds. Hamer kreeg wel te horen, dat
hij de kerk van Zutphen niet meer moest
belasten met dergelijke voorstellen.
Een vraag van kerkmeester Menckhorst
om een blind meisje op te nemen werd
op 22 april 1638 afgewezen. Dat was
geen taak voor het weeshuis. Men was
wel bereid om bij te dragen in de kosten
van haar onderhoud. In juli 1638 werd
weer anders gereageerd. Iemand uit de
Palts kwam in de kerkenraadsvergadering
met een meisje dat haar vader en moe
der had verloren. Hij vroeg haar op te ne
men. Het kind had in de Palts goederen
genoeg om later de voor haar gemaakte
kosten terug te betalen. Iemand in
Lochem zou er meer van weten. Men zou
eerst eens informeren. Veertien dagen
later had Ds. Gellius een onderhoud met
55