voor doorgaan. Nu was het zo, dat het Nieuwe Gasthuis al van oudsher beheerd werd door de kerkmeesters van de Sint Walburgiskerk. Het is niet onmogelijk, dat Ds. Gellius Faber de Bouma, toen hij ging praten met de raadsvrienden, te horen kreeg, dat het leegstaande Nieuwe Gasthuis van oudsher onder beheer van de kerk viel. Wanneer de kerkenraad een andere bestemming aan het gebouw wil den geven stond hun dat vrij! En dus ging de diaconie aan het werk. Alle begin is moeilijk De gegevens zijn beperkt. Notulen van de diaconie zijn pas van 1812 af beschik baar. Het dagelijks reilen en zeilen kan ten dele gereconstrueerd worden uit de notulen van de magistraat en van de ker kenraad, uit registers van opgenomen weeskinderen en dergelijke. Pas in 1631 werd er in de kerkenraadsvergadering weer over het weeshuis gesproken. Er was blijkbaar direct al een wezenvader benoemd. De man was op een niet nader aangeduid tijdstip overleden. Nu kon digde de wezen moeder aan, dat zij wilde hertrouwen met een jonckman. Het was jammer voor de wezenmoeder, maar de kerkenraad zag het met die jonckman niet zo zitten. Men achtte hem niet in staat het regiment te voeren over viertich kinderen ende meer. Hiermee werd een eerste aanduiding gegeven hoeveel we zen ongeveer werden verzorgd. Uit het register van wezen, dat van 1673 tot 1813 door de diaconie werd bijgehouden blijkt overigens, dat in 1 711 54 wezen aanwezig waren, 28 meisjes en 26 jongens. Wezenvader Nibbelink trof bij zijn aantreden op 28 april 1718 zelfs 72 kinderen aan5. De huwelijkskandidaat van de wezen moeder werd dus als wezenvader niet ge accepteerd. De kerkenraad stelde aan de Magistraat voor Jan Claessen Barmentloe tot wezenvader te benoemen en die hee- ren laten haer welgevallen 't geene die kerckenraedt gedaen heefft. Vijfjaar later deed zich eenzelfde situatie voor. De wezenvader was al enige tijd overleden. De naam van de man werd niet vermeld. Vermoedelijk is het Jan Bar mentloe geweest. De kerkenraad had met groote patiëntie (geduld) afgewacht om de wezenmoeder niet over de handt te slaen nae 't overleijden van haren man. Om haar baan te houden had zij zich ten deel met Jan Maeslander ehlich inge- laeten. Wat deze "gedeeltelijk echtelijke" relatie precies inhield wordt niet duide lijk, maar de kerkenraad was wel bang, dat het weeshuis in opspraak zou raken. De zaak werd met Maeslander bespro ken: hij kreeg de baan niet! Walterum Schedel en zijn vrouw als wezenvader en -moeder werden voorgedragen. Een week later werd Schedel (die verder Volbert wordt genoemd in plaats van Walterum) door het stadsbestuur aangesteld6. Met Vader Schedel rezen er problemen. Op 26 oktober 1636 werd in de kerken raad meegedeeld, dat er bezwaren waren tegen Vader Schedel, die hem niet wel draagt (zich niet goed gedraagt). De ker kenraad besloot een andere wezenvader te zoeken. Uiteraard was hiervoor weer toestemming nodig van de magistraat. Op 18 november werd Schedel ontboden in de raadsvergadering. In tegenwoordig heid van afgevaardigden uit de kerken raad werd Schedel vermaandomdat hij slaap en(de) suymachtich was gebleven. Hij kreeg nog een maand de tijd om zijn leven te beteren, anders dreigde ontslag. Schede! was bovendien van plan te trou wen met een jonge vrouw. Mogelijk was zijn vrouw overleden. Hem werd nu ook gelast niet te trouwen dan met kennis en believen van den kerkenraad. De 14de december volgde er een uitvoerige dis cussie in de kerkenraad. Schedel had zijn leven niet gebeterd. De situatie was eerder erger geworden. Op 16 december zou er weer met de magistraat worden overlegd. Zo nodig mocht Schedel nog tot Pasen blijven. Er bleef hem niet veel anders over, dan de situatie te accepte ren. Op 17 december werd hij door het stadsbestuur ontslagen. De kerkenraad werd gemachtigd om te zien naar een nieuwe kandidaat7. 53

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2000 | | pagina 5