J. van der Kluit De aanloop Het begin van de zeventiende eeuw was een moeilijke periode voor de stad Zutphen. Pestepidemieën teisterden de Republiek en ook Zutphen. Er heerste grote armoede1Eén van de gevolgen van die armoede was de fusie tussen het Oude Gasthuis of Gasthuis in de Heilige Geest op de Zaadmarkt en het Nieuwe Gasthuis of Sint Elisabethsgasthuis in de Spiegelstraathet huidige Stadsarchief Er lagen tal van landerijen braakde inkomsten liepen terug. De gasthuizen vormden in 1625 na de pestepidemie in 1624 één 'huijssholdinge' onder één rentmeester. Zij vonden een gezamenlijk onderkomen op de Nieuwstad in het leegstaande Sint Catharinakloosterook wel Heer Hendrikshuis genoemd. De oude gebouwen kwamen leeg te staan. Aan het eind van hetzelfde jaar ging er van de kerkenraad van de Nederduitsche Hervormde Kerk een brief naar het stads bestuur, waar in stond, dat er grote be hoefte was aan een weeshuis voor de kin deren van soldaten en andere lieden, die door de diaconie werden onderhouden. De kinderen van de burgers van Zutphen kwamen in het Burgerweeshuis. Hun op vang was al geregeld in 1564, maar de kinderen van niet-burgers kwamen ten laste van de diaconie. In die tijd zal het vaak moeite hebben gekost deze kinde ren onder dak te brengen. Het stadsbe stuur had duidelijk niet zoveel haast als de diakenen, want ruim een week later klaagden de diakenen al, dat zij nog geen antwoord hadden gekregen. Ds. Gellius Faber de Bouma, de eerste predikant in Zutphen, zou er eens over gaan praten. Het is niet duidelijk wat er daarna is ge beurd. In ieder geval zijn er beslissingen genomen. Op 26 maart 1626 zouden Dirck Besieder en Jan Creyenvanger aan de magistraat worden voorgedragen als opsienders van het weeshuis, als afzon derlijke functionarissen naast de diake nen. Het plan werd om niet verder aan geduide redenen aangehouden2. Er bleek al wel een weeshuis te functioneren, want het Memorien en Resolutienboek van de stad meldt, dat op 7 mei 1 626 het jongste kind van wijlen B. Wentincx om redenen (is) geadmitteerd int Vreemde Weeshuis. Op 27 mei 1626 werd in de kerkenraad gesproken over een verzoek van het echtpaar Schultens Westerholt, die een jongetje van der straten hadden opgenomen en vier jaar lang onderhou den. Hij zou nu eigenlijk voor een ambacht moeten worden opgeleid. Het echtpaar zag daartoe geen mogelijkheden en vroeg opname in het nieuwe wees huis. Het ging niet om het geld, want zij waren bereid het jonckxen eenmalig 25 gulden mee te geven en jaarlijks een molder rogge. Dat was aan geen dove mans oren gezegd! De jongen werd prompt opgenomen! Een wees met geld toe3! Pas bijna vijf maanden later werd het Vreemde Weeshuis weer vermeld in de annalen van de stad. De diakenen, hier elemoeseniers genoemd, kregen toestem ming in 't huis, dat zij voor de Vreemde Weezen in 't Sint Elis(abeths) Gasthuis timmeren te doen zetten de kacheloven uit den Yzendoorn en een nieuw glas4. Dat is alles. Een formeel besluit van de magistraat, waarbij de diaconie toestem ming kreeg een huis voor vreemde wezen in te richten werd niet aangetroffen. Een toestemming om een kachel uit het kloos ter Yzendoorn te halen kan daar moeilijk 51 Het Vreemde of Biaconieweeshuïs

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2000 | | pagina 3