duidelijk of zij zijn weggelopen of dat zij,
als ongeschikt voor de militaire dienst,
zijn weggestuurd. Hendrik Jansen, de
broer van de bovengenoemde Piet Jansen,
bij voorbeeld ging op 18 november 1811
naar Arnhem, kwam dadelijk weer terug,
maar in de marge werd aangetekend dat
hij in augustus (1812?) weer naar Arnhem
was gegaan. De stad Zutphen moest bo
vendien nog betalen voor de kosten van
de kleding en de huisvesting van de op
geroepen weeskinderen36.
Drastische bezuinigingen
Van 1812 af beschikken we over "De
notulen van het College van de tijdelijke
Diaconie der Nederduitsche Hervormde
Kerk", zodat wat meer informatie ter
beschikking staat.
Het begon op 3 januari met tal van maat
regelen om paal en perk te stellen aan de
steeds groter wordende financiële perike
len. Zondag, 5 januari zou de toestand
van de kleding van de weeskinderen
worden geïnspecteerd. Twee broeders
diakenen zouden proberen te bezuinigen
om door de kinderen te gebruiken spijzen
voor eiken dag der week vast te stellen.
Bekeken zou worden of de kleermaker en
de naaister in het weeshuis voor hetzelve
nuttig of nadelig zijn. Tevens zou worden
nagegaan of het houden der beesten niet
oneindig schadelijker dan voordelig zijn
zoude.
Op 6 januari werd er verslag uitgebracht:
er zou geen vee meer worden gehouden.
Dat kwam veel voordeliger uit omdat
men zich dan van eenen meid en van
A. van Lingen welken de plaats van
knecht vervuld kan ontdoen. Wat de
kinderen nodig hadden kon men tegen
een veel lagere prijs kopen. De notaris
kreeg opdracht de koeien, het melk- en
stalgereedschap, hooi enz. te verkopen.
Een week later werd het bedrag, dat voor
het uitbesteden van de weeskinderen
jaarlijks aan de pleegouders werd betaald
teruggebracht van 52,- op 40,-.
Geconstateerd werd, dat de kleermaker
niet voordelig voor het huis is en werd
dezelven dientengevolge door de
president aangezegd dat wij zijne dienst
na het eindigen van deze maand niet
meer behoefden. De naaister was niet
nadelig voor het huis. Zij was heel goed
voor het onderwijs voor de kinderen. Wel
werd haar traktement teruggebracht van
75,- tot 55,-. De notulen vermelden
weliswaar, dat de naaister daarmee
instemde, maar vermoedelijk had zij ook
geen andere keus! Twee broeders zouden
onderzoeken of er ook kon worden
bezuinigd op de uitzet, die weeskinderen
meekregen wanneer zij het huis gingen
verlaten. Nu het vee verkocht ging wor
den werd er tijdig gezorgd voor een be
hoorlijke leverantie van melk en boter37.
Op 20 januari 1812 had notaris Schluiter
's ochtends de melkkoeien verkocht,
's Avonds vergaderden de broeders
diaconen. Er was een overeenkomst
gesloten met Nieuwenhuis op huize
De Mars. Hij zou karnemelk leveren voor
vier duiten en zoete melk voor twaalf
duiten de kan. Maar nog was er geen
einde gekomen aan de bezuinigings
maatregelen. De vader en moeder van
het weeshuis kwamen ter vergadering en
kregen te horen, dat hun salaris zou
worden teruggebracht van 200 op 150
gulden. Zij gingen daarmee akkoord
onder voorwaarde, dat de beloning weer
omhoog zou gaan wanneer de kas er
weer beter voor zou staan. Het onder
zoek naar de kosten van de uitzet van de
kinderen leidde er toe, dat in het vervolg
aan de uitzet van de meisjes ruim 42,-
zou worden besteed in plaats van ruim
76,-, terwijl kinderen ouder dan twaalf
jaar zo spoedig mogelijk zouden worden
uitbesteed38.
Verdere bezuinigingen waren meer
incidenteel. In 1812 zouden er nogal veel
kinderen uit het weeshuis vertrekken,
zodat er vrij veel geld uitgegeven zou
moeten worden aan hun uitzet. Daarom
besloten de diakenen met de maire en de
kerkenraad te overleggen om in februari
een extra collecte te houden ten bate van
het Vreemde Weeshuis. Een andere
maatregel betrof ene Marinus Schoe-
zetter, een vermoedelijk geestelijk ge-
70